‘Goede coaches hebben meestal bepaalde aspecten van de narcisme-mindset’

Interview

Nieuwsgierigheid was de drijfveer van voormalig Project 2020-roeister Emma van Gerven. Zij wilde weten hoe roeiers hun coaches zien, in het bijzonder als het gaat om narcistische eigenschappen. En daarbij gaat het niet om de gelijknamige persoonlijkheidsstoornis. Dit wilde ze weten: “Welke aspecten van narcisme werken nou wel, welke niet, en waarom?” De assistent-professor aan de Universiteit van Amsterdam is mede-auteur van het wetenschappelijke artikel “Narcissistic coaches and athletes’ individual rowing performance,” waarover afgelopen vrijdag al een stuk verscheen. NLroei duikt met haar dieper in het onderzoek.

Van Gerven doet onderzoek op het gebied van arbeids- en organisatiepsychologie en sport- en prestatiepsychologie. Ze combineerde deze twee vakgebieden én haar interesse in de roeiwereld. “Ik heb zelf ook geroeid. Het is een kleine wereld dus kan het al snel op hoog niveau worden beoefend”, merkt ze op. “Ik vond het frappant, wanneer je om je heen kijkt – maar ook bij jezelf – hoeveel er wordt gepikt qua didactiek van roeicoaches, stuurtjes en mede-atleten. Puur omdat je denkt dat ze het wel beter weten, of omdat je vooral ook zelf beter wil worden.

Ze zat in Project 2020. “Dat is in 2014 begonnen en is in 2018 gestopt. Het doel was om daarmee de spelen van 2020 te halen.” Het project, opgezet door Nico Rienks en Pepijn Paanen, probeerde door vooral  op fysieke aspecten – lengte, gewicht, leeftijd – te selecteren, nieuwe roeitalenten te vinden. “En je hoefde nog niet eens te kunnen roeien. Daar heb ik twee jaar bijgezeten. Later heb ik, wel een beetje de omgekeerde wereld, bij Okeanos nog compo-geroeid. We hebben als groep dus de spelen niet gehaald, maar er zijn wel Hermijntje Drenth en Tinka Offereins uit voortgekomen.”

Dat wetenschap en roeien goed samengingen was haar vanaf het begin al duidelijk. “Dataverzameling begon al in 2015 en was onderdeel van mijn masterscriptie”, vertelt ze over haar onderzoek. “Ik doe nu ook onderzoek naar ‘duistere leiders,’ en vind het leuk om te kijken wat daar juist de goeie kanten van zijn, of hoe je kan zorgen dat alleen die goeie kant overblijft.” Het nut van de ‘duistere leiders’ in de roeiwereld is dat ze hun roeiers kunnen laten zien dat wedstrijden een time to shine zijn.

Methode
“We hebben toen vijf jaar op rij een enquête gedeeld met alle Nederlandse roeiverenigingen. De NKIR was een goed meetmoment omdat dit binnen, en dus minder willekeurig, en individueel is. Uiteindelijk hebben 266 mensen meegedaan,” legt Van Gerven uit. “De mate van het waargenomen narcisme van de coaches werd bepaald door roeiers de NPI-16 in te laten vullen. Dit is een lijst met zestien vragen over narcisme als persoonlijkheidstrek waarbij participanten kunnen aangeven of een statement wel of niet van toepassing is op degene die ze beoordelen.” Dat mensen zich afvragen of zo’n simpele enquête wel betrouwbaar is begrijpt ze. “Je moet weten waar je ze kan toepassen, maar enquêtes zijn in ons vakgebied de norm.” Atleten met dezelfde coaches gaven bovendien vergelijkbare antwoorden in de vragenlijst.

“Wij vonden het interessant om te kijken hoe de roeiers hun coaches zien. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat de perceptie van gedrag vaak meer invloed heeft dan het objectieve gedrag”, zegt van Gerven. “Je kan ook het gedrag van de coaches zelf gaan observeren maar dit kost simpelweg veel moeite, en de NPI-16 is over het algemeen betrouwbaar gebleken. We hebben ook voor een heleboel variabelen gecontroleerd, zoals de persoonlijkheid van de roeier, geslacht, roei-ervaring, looptijd bij de coach, enzovoorts.” Deze variabelen konden de uitslag beïnvloeden en moesten meegenomen worden in de berekeningen.

Bovengemiddeld
Hoewel de resultaten niet extreem grote verschillen toonden, was er wel een duidelijk verband tussen narcisme bij coaches en de prestaties van de roeiers. Het zou in theorie tot wel drie en een halve seconde kunnen schelen, namelijk 0,22 seconden per vraag. In de praktijk is het lastiger om een grote tijdwinst hieruit te halen, aangezien de meeste coaches rond het gemiddelde zitten. Of het verband aanhoudt in de extremen is hierdoor ook onzekerder. Naast het gevonden verband tussen (waargenomen) coachnarcisme en de eindtijden, bleek ook dat Nederlandse roeicoaches gemiddeld één vraag meer scoorden op narcisme-kenmerken dan de rest van de bevolking.

Om gelijk op zoek te gaan naar de meest narcistische coach lijkt Van Gerven geen goed idee. “Ik denk juist dat het interessant is om te bedenken hoe je zelf naar wedstrijden kijkt. Wil je jezelf bewijzen of ben je er zenuwachtig voor? Er zijn genoeg mensen waar een narcistische coach dan niet zou helpen. Veel toproeiers zijn echter ook al wel geneigd om wedstrijden als spotlight-moment te zien, anders ga je daar niet aan meedoen. In zekere zin zit er al een zelfselectie-effect in.” De belangrijkste implicatie van het onderzoek zit in het mechanisme achter de relatie tussen narcisme van de coach en de prestatie: in hoeverre deze de roeier de race kan laten zien als moment om zichzelf te bewijzen. “Om een goeie coach te zijn is het wel belangrijk om dat aspect van de narcisme-mindset te hebben.”

Grafiek:
Eindtijd per narcismegehalte coach. De NPI-16 score van de coaches uitgezet tegen het verwachte 2k-eindtijdsverschil in seconden. 6 is de gemiddelde NPI-16 score van mensen. 7 is de gemiddelde NPI-16 score onder de roeicoaches.


Hier staat de publicatie op Nature.com.