Een verre van fluwelen postolympische-revolutie aan de Bosbaan: Mark Emke werd op straat gezet en Josy Verdonkschot gedegradeerd. Beiden zochten hun toevlucht in het buitenland. Nu is er nog maar één hoofdcoach. Eelco Meenhorst zit nu op de troon.
In de mainstreammedia worden er nogal eens mannetjesputtersteksten over het zalig verklaard programma uit zijn mond opgetekend. Staat er met hem een potentaat aan het roer? Hij vindt van niet. Het tegenovergestelde zou het geval zijn. Meenhorst is naar eigen zeggen niet hiërarchisch ingesteld en wil juist dat de bemanningen van zijn boten zelf hun koers bepalen.
De sociale veiligheid binnen topsport is al jaren een punt van aandacht. Zo ook bij het roeien. Latten liggen hoog, grenzen moeten worden verlegd, binnen een bondsequipe – TeamNLroei(en) – heerst een competitieve sfeer, coaches kunnen atleten maken en breken. Het zijn allemaal ingrediënten die elk voor zich al toxisch kunnen zijn, laat staan in een mix.
Een veilig sportklimaat begint met een coach die daar oog voor heeft. Hoe zit dat bij de nieuwe hoofdcoach van oranje?
“Ik ben me bewust van het spanningsveld tussen roeiers en coaches. Denk je dat ik dat soort mechanismen niet begrijp? Vraag het maar aan mijn roeiers. We hebben er bijvoorbeeld hard aan gewerkt dat er een open sfeer is en dat dingen gewoon in vrijheid kunnen worden gezegd. En we is in dit geval het begeleidingsteam met Diederik Simon en Jabik Bastiaans. De roeiers konden voor mijn gevoel binnen ons team altijd hun ei kwijt.”
Iemand zal een keuze moeten maken en bijvoorbeeld selectie moeten plegen. Dat is een machtspositie. Roeiers hebben die positie niet, dat kan wringen.
“Dat is een reden dat ik in de nieuwe structuur een wijziging heb doorgevoerd. Selecteren van een ploeg en het coachen ervan, worden niet meer door één persoon uitgevoerd. Ik ga als hoofdcoach de selecties doen, anderen begeleiden de ploegen. Op die manier voorkom je mijns inziens het beste dat er dingen door elkaar heen gaan lopen. En dat roeiers bijvoorbeeld hun potentiële blessures verzwijgen om maar geselecteerd te worden. Ik vind het begeleidingsteam sowieso heel belangrijk, naast de roeiers en roeisters is het belangrijk om daarin te investeren.”
Wat anders. Ben je niet bang dat jouw met zorg ontwikkelde succesprogramma in het buitenland wordt gekopieerd?
“Bang niet, ik denk dat het een normale ontwikkeling is. Ik heb ook goed gekeken naar wat anderen doen. Uiteindelijk wordt het verschil niet alleen gemaakt met het programma, maar vooral door de mensen die ermee werken. Het wordt ook heel interessant wat Mark Emke gaat doen, hij zal vast zijn kennis over ons programma gaan inbrengen in Noorwegen. Ik ben benieuwd of ze daarmee vooruitgang boeken. Dat kun je enigszins meten op welke manier het programma een verschil maakt.”
Hoe is je band met Mark Emke tegenwoordig?
“Goed. Ik ben niet in Noorwegen geweest, maar heb al een aantal keer contact met Mark gehad.”
Ben je hem dankbaar voor de geboden kansen?
“Het is lastig om daar antwoord op te geven. Het is niet zo dat één iemand je een kans biedt, zo zit het leven niet in elkaar, het is veel complexer. Hij heeft ruimte geboden, dat is zeker zo. Mark is iemand die mensen een eigen verantwoordelijkheid geeft. Het is een goed mens, en ik mag Mark graag. We hebben uiteraard binnen de context van het team samengewerkt, maar dat was niet nauw als het gaat om het coachen en begeleiden van de atleten. We hadden eigen ploegen. Ik heb vooral heel intensief met Jabik en Diederik samengewerkt als het gaat om coaching.”
Hoe was de wisselwerking met Josy Verdonkschot?
“We hebben veel raakvlakken als het gaat om gestructureerd werken en monitoren, daarin begrepen we elkaar. We verschillen erin hoe we zaken rondom ons hadden georganiseerd. Ik werk niet hiërarchisch. Als ik een specialist zoek op een bepaald terrein moet hij of zij veel meer kennis hebben dan ik. Josy heeft veel meer dat hij zelf over de vakkennis wil beschikken en van daaruit keuzes maakt. We wisten van elkaar wat we deden en het hoe en waarom ervan. Josy en ik maakten ook altijd tijd om met elkaar het afgelopen seizoen te evalueren, wat ik erg waardevol vond. Maar dat was het. In de afgelopen jaren hadden we eigenlijk drie groepen binnen de equipe met ieder zijn eigen focus en werkwijze. Dat was geen onwil of zo, maar zo ging het.”
De equipe was verkokerd met de vrouwenzuil, de mannenscullselectie en de groep boordroeiers?
“Ja, maar dat kan ook een kracht zijn. Er is geen één waarheid. Er zijn meerdere wegen die naar succes kunnen leiden. Overigens hebben Josy en ik goed met elkaar gesproken over de toekomst. We waren het over veel dingen eens, over bepaalde zaken over hoe het ingericht zou moeten zijn niet. Je kunt toch met elkaar van mening verschillen? We hadden beiden onze eigen argumenten, dat is niet iets dat als een probleem tussen ons in lag.”
Waarom wilde je hoofdcoach van de hele groep worden?
“Het was niet iets wat ik per se wilde, maar ik wou kijken wat we met de opgebouwde kennis en ervaring nog meer konden doen. Alleen de boordroeiers toevoegen is niet zo spannend. De vrouwengroep erbij is wel uitdagend. Ik zie kansen om met de ervaringen die we hebben opgedaan bij de mannen, ook de vrouwen een stapje verder te kunnen brengen. Dat heb ik uitgesproken. Bovendien denk ik dat een bepaalde uniformering heel nuttig kan zijn. Je haalt dan meer data op, zodat je sneller kan analyseren en bijsturen. Dat is een efficiencyslag.”
Na jouw benoeming verscheen in De Telegraaf een artikel met de kop ‘Precies de prikkel die ik nodig heb’.
“Ja, ik sta daar helemaal achter. Het zit zo: kort ervoor hadden we een heel klein groepje mensen, in het begin waren we met acht of negen, daarmee hebben we een maximaal resultaat behaald (redactie: olympisch goud en zilver). Dat is een hoog rendement. Dat breder kunnen toepassen is een enorme uitdagend, dat prikkelt mij. En dat heeft niets te maken met anderen, of dat het tegen iemand anders is. Het was een prikkel die ik nodig had om het beste uit mezelf te halen, het is echter niet zo dat ik dat op voorhand zo heb gesteld aan de mensen die er een beslissing over moesten nemen.”
Alles bij elkaar zou men toch de indruk kunnen krijgen dat je een nietsontziende man bent die geen middel ongebruikt laat om dromen uit te laten komen. Hoe past dat beeld bij een veilig sportklimaat?
“Als dat beeld van mij zou bestaan, klopt het niet. We liepen juist voorop bij het kwetsbaar opstellen en eerlijk en open kunnen zijn als je een roeier bent. Dat is ook nodig in de aanpak zoals ik dat voorsta, dan krijgen we betere feedback. Dan werkt het programma ook veel beter. En andersom stelden we ons als coaches ook kwetsbaar op, dat vind ik heel belangrijk, daar is voor iedereen een vertrouwde setting nodig. De coaches zijn er niet om de roeiers door de moeilijke periodes van het programma heen te duwen, maar er doorheen te helpen.”
Het blijft vermoedelijk een wankel evenwicht.
“In de afgelopen jaren heb ik veel ervaring opgedaan met het balanceren tussen de component vertrouwen en de component kritisch zijn. Dat kan ongemakkelijk zijn. We gaan er als team integer mee om.”
Je bent het je zo te horen bewust.
“Voel je vrij het na te vragen bij de equipe. Het is belangrijk dat roeiers en roeisters niet het zwaard van Damocles boven zich voelen als ze met iets kritisch komen. Maar goed, ik kan mij ook voorstellen dat mensen denken dat ik nu wel heel veel macht heb. Dus moet ik in het team om mij heen ook voldoende checks en balances hebben. Ook dat is nodig. Daarom wil ik sterke coaches en sterke atleten om me heen, dan krijg ik echt wel tegengas.”
Waar moet het allemaal toe leiden?
“De roeiers en roeisters kunnen een stuk zelfstandiger worden. Als ze zelf beter hun roeicarrière richting kunnen geven, denk ik dat ze in hun beste versie van zichzelf aan de start kunnen verschijnen. We weten niet wat andere landen gaan doen, maar we kunnen er wel voor zorgen dat ons team er beter voor komt te staan.”