[Roei!] Mark Emke: “Ruitenwisseren is een risico”

Interview

Een vers blad Roei! ligt weer bij de abonnee. NLroei pikte (met toestemming) de krent uit de Roei!pap: een monoloog van bondscoach Mark Emke over wedstrijdvoorbereiding, opgetekend door Leonie Walta.

“Voor je een wedstrijd gaat starten moet je ervoor zorgen dat al je systemengoed geladen zijn. Dat betekent dat je fysiek goed voorbereid bent en dat je technisch alles voor elkaar hebt. Daarvoor moet het ook mentaal goed zitten, je motivatie moet passen bij wat je wilt bereiken. Je moet je stinkende best willen doen voor het roeien. Als dat allemaal goed zit dan komt het erop aan dat je alles wat je in een wedstrijd wilt doen al een keer gedaan hebt in de training. Wij maken ongeveer twee weken van tevoren een raceplan waarin we over drie fases in de race afspreken hoe we die willen aanpakken: de start, de baan en de eindsprint. Om die te oefenen gebruiken we de trainingen waarin we meerdere 500, 1000 of 1500 meters roeien. In zo’n interval pakken we dan een van de drie fases aan. Dat spreken we van tevoren af, zodat ze in die intervallen niet alleen maar heel hard gaan rossen, maar dat er een zekere mate van controle zit in wat ze doen.”

Ruitenwisser

“Een van de moeilijkste dingen in het roeien is hoe je vanuit de start in een goede baanhaal komt. Na tien halen moet je in goede lange halen zitten, in een tempo ruim boven de 40 – voor een mannenacht of vierzonder. Dan vaar je een stuk door in dat tempo en daarna moet het heel geleidelijk uitkomen op het baantempo van 38. Dat bereik je op 500 meter. Het risico in deze fase van de wedstrijd is dat het ruitenwisseren wordt. Je moet daarom de druk over de hele haal blijven vasthouden. Het tempo kun je niet van de ene op de andere haal omlaag brengen, dat moet op gevoel. En dat gaat niet vanzelf, de meeste ploegen hebben daar specifieke calls van de boeg of stuurman voor nodig. We oefenen verschillende calls en kijken wat het beste werkt. Op een gegeven moment besluiten we met welke we de komende race ingaan.”

Baan
“De volgende uitdaging in de race is om het baantempo van 38 en de baansnelheid vast te houden. Die blijven niet vanzelf op een hoog niveau. Ook hiervoor gaan we na welke fysieke of technische calls het beste werken. Je kunt daarvoor natuurlijk de snelheid gaan meten, maar je kunt het vanaf de kant ook zien, en de jongens in de boot kunnen het ook voelen. Zij weten donders goed of een boot hard gaat of niet, dus ik luister ook gewoon naar hen.”

Eindsprint

“In de eindsprint wil je de bootsnelheid nog hoger krijgen, en dat is niet makkelijk want je bent moe. In een 500 meter tijdens de training ben je dat niet en kun je het technische aspect hiervan dus goed oefenen. Wij gaan meestal elke vijf of zeven halen steeds een beetje verder omhoog. Dan blijft het bij elkaar en kan iedereen steeds weer inhaken. Het tempo hoeft daarbij niet mee maar het mag wel. Het belangrijkst is om de haal achterin precies gelijk te houden en compact, terwijl de lengte voorin behouden blijft. Zo houd je de snelheid vast. Die coördinatie moet je goed trainen zodat je dat in de wedstrijd automatisch goed doet. Je kunt in je raceplan rekening houden met de tegenstanders voor die wedstrijd. Bijvoorbeeld door te zeggen dat je op 1000 meter druk op de tegenstander wilt leggen. Dan moet je bereid zijn iets te investeren dat je later in de race misschien niet meer op tafel kunt leggen.”

Luzern
“Vorig jaar bij de wereldbeker in Luzern, toen kon je ons raceplan er helemaal uit zien komen. We startten mee. In de tweede 500 meter probeerden we een verschil te maken: tussen de 600 en 900 meter even vol doorzetten. Daarna hetzelfde hoge tempo en snelheid aanhouden en proberen de voorsprong uit te bouwen. En op de laatste 300 meter nog even sprinten, daar pakten we nog een halve lengte. Dat is hoe je het wilt zien. Het was onze beste race van het jaar. Je ziet er alles in terug wat we hadden afgesproken.”

Nog geen abonnement op Roei!? Hier kan het worden afgesloten.