Nederland eindigde bij de Europese kampioenschappen op de zesde plaats in de FISAmedailleranglijst. Roemenië is de leider met drie gouden, tweemaal zilver en tweemaal brons. Frankrijk en Italië volgen elk met tweevoudig goud. In een (virtueel) breedtesportlijstje zou Nederland op een gedeelde eerste plaats staan (met alweer Roemenië) als het louter om het totaal aantal medailles gaat: zeven stuks.
Bondscoach Mark Emke gebruikte vorig jaar bij de WK als eerste de volgende woorden: ‘Nederland is een grootmacht.’ Emke heeft gelijk. Op de skiffs na, beschikt Nederland over boten in alle olympische klassen die nu al min of meer op kwalificatiekoers liggen.
Er is momenteel (maar) één oranje ploeg die internationaal er bovenuit steekt: de lichte dubbel, oftewel Ilse Paulis en Marieke Keijser. Beiden waren als junior uitzonderlijk sterk in de skiff, hun dubbeltwee zinkt zowat als beiden al het eremetaal dat zij in de loop der jaren bijeen hebben gesprokkeld, aan boord hijsen. Het gelauwerde duo pakte in een vloeiende stijl de Europese titel. De wereldbeker van dit jaar hadden de paradepaarden van Verdonkschot al in de prijzenkast staan, nu wordt koers gezet naar de wereldtitel.
Bij de WK in Plovdiv heeft grootmacht Nederland straks in bijna elk olympisch veld een ijzer in het vuur, daarbij zit een aantal medaillekandidaten, maar dat zijn nog geen gegadigden voor de titel. En dat is toch handig om te hebben: ploegen die een WK domineren. Volgend jaar moeten immers de keuzes voor de olympische kwalificatie worden gemaakt. Als de tegenstand te sterk is, kiezen calculerende coaches nogal eens enthousiast voor een ander veld, dat scheelt weer. Bij de lichte vrouwen maakt het geen zier uit, daar is maar een bootklasse, dat maakt de daarin geleverde prestaties juist extra mooi.
Bij de zware mannen en zware vrouwen kan een land per sekse dankzij gendergelijkheid elk land 21 roeiersplaatsen te verdienen: 7 scull en 14 boord. Het ziet er dus naar uit dat oranje vrijwel al die plaatsen in kan gaan nemen. Maar is er een gouden perspectief? De vrouwendubbelvier kan veel, heeft olympisch zilver en wk-goud, maar blijkt dit jaar geen zekerheidje. De acht heeft weer aansluiting met de wereldtop, maar dat is nog geen medaille, laat staan een gouden belofte. Er is nog veel werk aan de vrouwenwinkel. Een fusie tussen de dubbelvier en de acht ligt nu nog niet voor de hand, maar scullsters in de acht leveren vaak extra snelheid, zo leert de vaderlandse roeigeschiedenis.
De zware mannensectie loopt over van het talent, een dubbelvier, een vierzonder, en als het zou moeten (en kunnen): twee achten zouden tegelijk een mondiale A-finale kunnen halen. Maar is er zicht op de hoogste trede? Die is dichtbij maar ook zo ver. In de acht scheelt het ongeveer een bootlengte met Duitsland. Best veel, maar ook weer niet hopeloos. Duitsers zijn te verslaan, dat bewijst de historie. Het spreiden van de winkansen levert vast vele A-statussen op, maar geen eerste plaats.
Wil je een gokje wagen en inzetten op de Olympische Spelen, kijk dan hier voor een overzicht van verschillende sites. Aan de olympische roulettetafel lijkt ‘alles op de acht’ geen slecht idee. Als bijvoorbeeld een handige slagman van de dubbelvier de acht harder laat gaan, dan moet een transplantatie plaatsvinden. Wat moet, dat moet. Het spreiden van winkansen heeft zijn langste tijd gehad. Drie keer goud kan leiden tot een eerste plaats in het medailleklassement. Dat past de grootste grootmacht.