Analyse WK: Traditionele grootmachten teruggeworpen

Achtergrond

Bij de wereldkampioenschappen werden niet alleen door de Nederlanders grootse prestaties neergezet. Veel finales waren het kijken meer dan waard. NLroei zet de hoogtepunten op een rij en ziet tendensen.

Support NLroei, klik hier en doneer!

Zoals eerder vermeld was Italië de onverwachte winnaar in de medaillespiegel. Vooral de boordboten bij de zware mannen zorgden voor succes. Helemaal uit de lucht vallen, kwamen de prestaties echter niet. De twee die met een fabelachtige eindsprint de Kroatische broers Sinkovic verschalkten, werd eerder dit jaar al Europees kampioen. Beide roeiers behaalden vorig jaar in vier al brons bij de Olympische Spelen.

Grilligheid
Ook hun vier die zilver pakte, roeide het hele jaar al sterk met onder andere zilver in Luzern. Alleen hun bronzen acht was een extreme verrassing. Kenners van het Italiaanse roeien wijzen erop dat daar vooral idioot hard getraind wordt en dat roeiers geregeld overtraind zijn. Na een periode van tapering valt het soms precies goed, waardoor ze dan ineens uitgerust aan de start verschijnen. Het zou de grillige prestaties van de Italianen enigszins kunnen verklaren.

Tempo
Eén van de meest indrukwekkende races in Sarasota was die van de zware mannen vier. Australië pakte daar met extreem efficiënt roeien de gouden plak. Opvallend was dat zij gedurende de gehele race niet onder de tempo 40 zijn gekomen. Een trend die bij meer winnende ploegen te zien was en niet vaker op zo’n grote schaal. Kijk bijvoorbeeld ook naar de Roemeense lichte vrouwen dubbeltwee of de Fransen lichte dubbel. Of de jonge Roemeense mannen acht, die knap vierde werd, en ook niet onder de 43 kwam.

Vierzonder
Samen met de winst in de vrouwelijke evenknie lijkt Australië zijn programma na een aantal tegenvallende jaren goed hervormd te hebben. De vrouwenvier zal in Tokyo voor het eerst op het olympisch programma staan en sceptici die dachten dat er naast de acht geen ruimte zou zijn voor een kwalitatief sterk vierenveld, kwamen bedrogen uit. Het was een van de leukste finales om naar te kijken, niet in de laatste plaats door het gedurfde optreden van de Nederlanders.

Nieuw-Zeeland
Een andere tendens was het feit dat de twee traditionele grootmachten van de laatste vier tot acht jaar, Groot-Brittannië en in mindere mate Nieuw-Zeeland, niet bovenaan de medaillespiegel stonden. Al moet gezegd worden dat het knap is dat dit laatste land zonder gouddelvers Drysdale en de ‘Kiwi-pair’ alsnog drie gouden plakken pakte. Traditioneel in de kleine nummers, waarbij vooral de vrouwentwee oppermachtig was.

GB
De Britten hebben daarentegen duidelijk last van het afhaken van menig succesvolle olympiër. Het voorheen toonaangevende land behaalde geen enkele gouden medaille bij de valide roeiers. Al moet worden opgemerkt dat kanshebbers als de vierzonder en de dubbelvier beiden met pech (ziektes en blessures) te maken hadden en dat de zeven behaalde medailles in totaal wél laten zien dat er nieuwe generatie in opkomst is.

Deutschland achter
Ook Duitsland lijkt enigszins teruggeworpen te zijn. Waar zowel de mannelijke als vrouwelijke scullers voorgaande olympiades steevast vooraan voeren, zijn die nu nergens meer terug te vinden. Al kunnen de Duitsers met de winst in de acht altijd terugvallen op het motto ‘Achter gut alles gut’.

Amerika
Thuisland Verenigde Staten vindt zichzelf terug op een teleurstellende 17e plaats. Een resultaat wat enigszins vertekenend is, aangezien er zes medailles werden gewonnen. Slechts drie landen haalden er meer. Maar dat de Amerikanen geen enkele gouden medaille wisten te behalen en na elf jaar onttroond werd als kampioen in de vrouwenacht zal desondanks hard aankomen.