[Roei!] “Ik droom van een Franse acht”

Achtergrond

Roei! – het papieren magazine van de roeisport – ligt weer vers bij de abonnees. Voor iedereen die nog geen abonnee is, hier het verhaal van de technisch directeur van de Franse roeibond. Roei!redacteur Leonie Walta schreef het. Abonnement? Klik hier.

Franse roeiers wonnen de afgelopen jaren sporadisch medailles in olympische bootklassen, alleen lichte roeiers waren succesvol. De president van de Franse roeibond Aviron France benaderde de oud-roeier en ervaren sportbestuurder Patrick Ranvier om daar als technisch directeur verandering in te brengen. Die zet hoog in en ziet het liefst een Franse acht op de internationale roeiwateren.

Sinds 2012 is Patrick Ranvier technisch directeur van de Franse roeibond Aviron France. Eerder was hij er twintig jaar commissielid en na omzwervingen in andere sporten vroeg de directeur van de roeibond hem terug te keren. Hij moest het Franse toproeien weer op het goede pad te krijgen na de teleurstellende resultaten van Londen 2012 – slechts een keer zilver. Het land is traditioneel sterk in de lichte mannen disciplines, Franse ploegen wonnen daarin vijf medailles op de wereldkampioenschappen van 2015. “Maar internationaal winnen we bij de vrouwen geen medailles en bij de mannen sporadisch. Ik ben aangesteld om daar wat aan te doen.”

Roeit u zelf nog?

“Ik ben op mijn twaalfde begonnen en op mijn veertigste roeide ik nog competitief op nationaal niveau. Als lichte roeier maakte ik enkele keren deel uit van de Franse nationale ploeg maar deed nooit mee aan wereldkampioenschappen. Tegenwoordig roei ik nog wel een beetje, maar ik heb er eigenlijk te weinig tijd voor.”

Even wat cijfers. Frankrijk heeft 158.000 roeiers en 420 clubs tegen 33.000 en 121 voor Nederland. Maar in Rio hadden wij drie medailles en u slechts twee en alleen bij de lichte mannen. Wat gaat u daaraan doen?
“Dat is niet aardig van je, die cijfers zijn hard voor ons. Ik zou het eigenlijk aan jou moeten vragen, hoe doen jullie dat in Nederland? Nee, ik zal het uitleggen. Van die 158.000 roeiers zijn er 113.000 schoolroeiers, leerlingen van het middelbaaronderwijs die roeien op de uren van hun gymnastieklessen en geen lid zijn van een vereniging. De 45.000 die overblijven zijn lid van een club en hebben een licentie van de roeibond. Dat niveau is al lang stabiel, terwijl het verloop groot is, we hebben jaarlijks dertig procent nieuwe aanmeldingen. Dat is iets waar we aan moeten werken, mensen vasthouden.

Het roeien is hier minder verankerd in de universitaire cultuur, zoals dat in Angelsaksische landen maar ook in Nederland het geval is. Hoewel de universiteiten hier goed georganiseerd zijn stoppen ze totaal geen middelen in sport. In Amerika maakt het deel uit van je opleiding, je krijgt er studiepunten voor. Maar hier moet je het zelf uitzoeken als je wilt sporten, er is niemand die je stimuleert om het te doen. Er zijn praktisch geen studentenroeiverenigingen, op een paar uitzonderingen na waar het niveau niet hoog is, vooral recreatief. Als junioren gaan verhuizen om te studeren raken we ze vaak kwijt.”

Zijn Franse juniorenroeiers wel succesvol?

“Ook daar lopen we tegen moeilijkheden aan. Het Franse schoolsysteem is zo strak dat junioren niet meer dan zeven à acht keer per week kunnen trainen, en dat zijn dan nog de beste, de meeste komen niet verder dan vijf keer. In concurrerende landen trainen ze tien à twaalf keer per week. Daar komt bij dat veel verenigingen hier ’s zomers gesloten zijn waardoor er jaarlijks een dip in de ontwikkeling van roeiers ontstaat. We winnen dus ook niet zoveel medailles op de juniorenkampioenschappen.”

Geen studentenroeien, junioren die weinig trainen, dat is geen ferme basis voor toproeien.
“Daar komt nog bij dat de staat niet kiest voor een aantal focussporten, zoals Groot-Brittannië succesvol deed in de aanloop naar Londen 2012. De sporten moeten hier onderling concurreren. Terwijl ze beter zouden kunnen samenwerken. Nu kan het zijn dat een jongen met uitstekende fysieke capaciteiten om te roeien aan petanque doet. Iedereen beschermt zijn eigen omgeving en daar gaat het totale niveau niet van omhoog.
Zo bezien is het eigenlijk nog best een prestatie toch, die twee olympische medailles. Willen jullie er niet een of twee aan ons verkopen?”

Geen commentaar. Hoe organiseert u het toproeien, is er een centraal trainingscentrum?
“Om de roeiers die geselecteerd zijn voor het nationaal roeiteam, de équipe de France, samen te kunnen laten roeien hebben we vijf poules de France opgericht. In Parijs, Nantes, Nancy, Lyon en Toulouse bieden we een structuur met trainers, materiaal en ondersteuning bij de studie. Die is voor roeiers vanaf achttien jaar of in ieder geval na hun eindexamen.
In Nancy en Lyon brengen we vooral de boordroeiers samen, in Parijs en Nantes de vrouwen, en in Toulouse de scullers. Althans, dat is de theorie. Want als ik jongens heb die een jaar of vijfentwintig, dertig zijn, die getrouwd zijn, kinderen hebben, en ergens anders gaan werken dan kan ik moeilijk zeggen: jammer, ik zoek wel een ander voor deze ploeg. Daarvoor heb ik te weinig roeiers.”

En toch wilde u een acht maken voor Rio.

“Er waren genoeg roeiers en financiën om het mogelijk te maken een goed presterende acht op het water te leggen. Ik denk echt dat het had gekund, maar het is niet gelukt, er was te veel twijfel.
We werden zesde op de WK van 2013 en vijfde op de WK van 2014. Toen zijn er twee goede roeiers uitgestapt en dat leidde tot tweedracht in de groep. Die explodeerde waardoor er in 2015 een veel minder sterke acht aan de start lag van de WK, die zich niet kwalificeerde voor Rio.

Een acht moet ook bij de beste vijf roeien om zich te kwalificeren, en roeiers zijn niet gek, in de vierzonder is een plaats bij de beste elf genoeg. Ik ben daarover in gesprek met de FISA. De roeiers denken eerst aan kwalificatie en dan pas aan een medaille. Zo werkt het niet voor mij. Ik blijf dromen van een Franse acht, het realiseren van die droom zou de roeibond een grote dienst bewijzen.”

Waarom vindt u die acht zo belangrijk?

“Ik heb ook bij andere sportorganisaties gewerkt, en als ik daar sprak over roeien dan kreeg ik altijd te horen dat dat zo’n onbegrijpelijke sport was. Te veel specialismes: twee riemen, een riem, een stuurman, geen stuurman, licht, zwaar, in dezelfde boottypes. Ze hebben het maar over één ding, het uithangbord van onze sport, het koningsnummer van onze sport, de acht.
Ik ben vier jaar geleden met dat achtenproject gestart, zonder resultaat, maar het heeft meer aandacht van de media opgeleverd dan die twee olympische medailles bij elkaar.
Onze sport verenigt de ultieme teamsport in de vorm van de acht met een individuele discipline waarbij je kunt zeggen: hij is de allerbeste van de wereld. Die paradox vind je in vrijwel geen andere sport terug. Maar Frankrijk wint vooral medailles in nummers die ergens tussen die twee extremen liggen.”

In dienst van de staat
De sport is in Frankrijk op een bijzondere manier georganiseerd. Patrick Ranvier is ambtenaar, door de staat aangesteld om toe te zien op de besteding van gemeenschapsgeld en om leiding te geven aan de veertig ambtenaren die namens de staat zijn aangesteld bij Aviron France op alle terreinen van het roeien. De staat ziet de roeibond als een publieke dienstverlener, die kampioenstitels uitdeelt, de nationale equipe samenstelt en opleidingen verzorgt voor het kader. Ranvier: “Daar krijgen we dan geld voor van de staat, ongeveer 3 miljoen van de in totaal 6,7 miljoen van ons budget. De rest komt van leden, zakelijke partners en sponsors.”