Bondsbestuurder Tibben ziet roeigroei van 57 procent zitten

Algemeen

Bondsbestuurder Feike Tibben gaat uitgebreid (met 1000 woorden) in op de kritische kanttekeningen en vraagtekens die verenigingsman Toine Vergroesen vorige week zette. Laatstgenoemde keek onder meer naar de praktische gevolgen van het doel om binnen 10 jaar te groeien van 35.000 naar 55.000 bondsleden. Dat is een toename met 57 procent.

Tibben legt uit hoe dat kan worden gehaald. Hij voorziet een groei van 9000 leden bij de huidige clubs. Circa 2500 nieuwe roeiers zouden bij 25 nog op te richten verenigingen lid moeten worden. Daarnaast is er een kans op een administratieve groei. Want ongeveer 2500 sloeproeiers en 1000 mensen anderen die nu al ongeorganiseerd roeien, zouden namelijk via een licentie alsnog aan de KNRB kunnen worden verbonden.Hij realiseert zich echter dat de allergrootste uitdaging zit in de wens om het (momenteel krimpend) aantal junioren te laten groeien van 2000 anno nu, naar 8000 in 2030.

Tibben laat verder geen gelegenheid onbenut om te onderstrepen dat het breedtesportplan waarin de groei wordt voorzien, niet een exclusieve (natte) wensdroom van zijn bondsbestuur is, maar een ‘breed gedragen visie van de roeigemeenschap’. Het plan om met 20.000 roeiers te groeien is namelijk door de ledenvergadering van de KNRB met algemene stemmen aangenomen. Hieronder staat Tibbens complete reactie op het verhaal van Vergroesen.

Het is mooi dat Toine Vergroesen de breedtesportvisie ’20-’30  ‘een bond voor alle roeiers’ zo nauwkeurig bestudeerd heeft. Prima dat die visie ook na vaststelling blijft leven en kritisch onder de loupe wordt genomen.   Het moet me wel van het hart dat de reactie rijkelijk laat is. De visie is eind vorig jaar gepresenteerd, daarna besproken op de Algemene Vergadering van November 2019 en in juni van dit jaar door alle verenigingen vastgesteld.

In de breedtesportvisie geven we aan dat we als roeigemeenschap gaan inzetten op een brede ontwikkeling, die verder gaat dan alleen bestaande verenigingen. De groei is ook niet zomaar lineair en ‘meer van hetzelfde’ maar is een weerslag van een integrale ontwikkeling. Hier zit gelijk het belangrijkste kritiekpunt op de benadering van Toine: Hij extrapoleert cijfers van  nu zonder hiermee rekening te houden.

De ontwikkeling van 35.000 naar 55.000 roeiers hebben we in de visie onderbouwd: De groei bereiken we allereerst door 9.000 extra roeiers via autonome groei van verenigingen. De roeisport groeit met ca 2,5 % per jaar. Daarmee zitten we in de top tien van snelstgroeiende bonden. Als roeisport zitten we nog niet in een verzadigingsmarkt en we hebben geen signalen dat die groei af zou vlakken. Natuurlijk zijn er landelijk grote verschillen en zijn er verenigingen die moeite hebben om het aantal leden vast te houden, maar overall groeien we flink. De grootste groep? 40 plus roeiers. Die groep is de afgelopen 40 jaar verviervoudigd en de groei zet onverminderd door. Het aantal studentenroeiers is de afgelopen paar jaar gestegen, maar daar zou het nu wel iets lastiger kunnen worden om door te groeien. In tegenstelling tot de oudjes -waar ik mezelf voor het gemak ook maar toereken- neemt het aantal studenten niet meer toe.

We denken 2.500 leden te krijgen bij nieuw op te richten verenigingen. 25 nieuwe verenigingen met gemiddeld 100 leden. De commissie nieuwe verenigingen heeft een flink aantal locaties op het oog waar ruimte is voor een nieuwe roeivereniging. Roeivereniging Emmen is het eerste resultaat van die actieve benadering, maar de commissie op nog meer locaties actief.

Omdat we één bond willen zijn voor alle roeiers hebben we ook als doel dat we de 3.000 sloeproeiers en zo’n 1.000 individuele licentie-roeiers aan ons willen binden. De AV heeft al ingestemd met licenties en met de FSN, de Federatie Sloeproeien Nederland zijn we in gesprek. We doen al veel samen. De lobby voor roeien in meermansboten is bijvoorbeeld iets dat we samen hebben opgepakt. Het past bij een moderne bond dat je meerdere sportdisciplines vertegenwoordigt. Kijk naar de skivereniging (freestyle, skicross), de schaatsbond (shorttrack, downhill) of de wielerbond (mountainbike, BMX). 

De grootste uitdaging voor ons al roeigemeenschap is het bereiken van een juniorenpopulatie van 8.000. Nu is dat ruim 2.000 en dalend. Wij constateren dat er grote behoefte is aan veel meer aandacht voor junioren. Een gezonde sportstructuur vraagt naast kwaliteit ook massa. Wij denken dat we dat vrij snel moeten opbouwen. Een interventie begin 2000 heeft resultaat opgeleverd maar bleek niet volhoudbaar. De daling is daarna doorgegaan. Dat willen we nu voorkomen. Voorkomen we als roeigemeenschap te kort aandacht geven aan junioren, voorkomen dat jeugd afhaakt. Wie is afgehaakt ben je kwijt en komt niet meer terug. je moet vrij snel tot zichtbaar resultaat komen waarop je vervolgens kunt voortbouwen. Vandaar dat we al direct na de zomervakantie beginnen met een schoolroeiprogramma. 32 verenigingen doen hieraan mee. ook beginnen we met een nationale competitie. Ook die gaat snel draaien. Zuid Nl heeft het DINHO concept, wat goed draait in NH, al omarmd en rolt dit nu uit. Andere regio’s zullen naar verwachting ook instappen. De juniorencommissie die nu koud drie maanden aan het werk is gaat als een speer.

Samen hebben we al deze elementen afgerond tot een stijging van het ledenaantal met 20.000. Géén één op één doorvertaling van de huidige praktijk, maar een echte ontwikkeling in de breedte zoals dat pat bij en moderne sport. Hoe we die ontwikkeling per groep gaan faciliteren wordt uitgewerkt in de diverse commissies. Het was van belang dat we eerst met verenigingen gingen delen ‘waar willen we naar toe’. Dat is nu klaar. Ik ben blij dat verenigingen in zo’n grote getale achter de visie zijn gaan staan.  Nu kunnen we verder.  

Voor wat betreft de plaatjes: de beelden van streefbeeld en autonome groei die in onze visie staan zijn indicatief. We hebben aangegeven dat bij autonome ontwikkeling -als we niets doen (bovenste plaatje)- de roeisport op twee pijlers dreigt te gaan steunen. Voor onze sportieve prestaties is het geschetste beeld ook niet gunstig; met minder junioren en minder studenten is het aannemelijk dat de prestaties onder druk komen te staan. Ook is het weinig efficiënt: er wordt veel geïnvesteerd in nieuwe groepen roeiers, die vaak kort blijven roeien. Wij vinden deze ontwikkeling voor de sport ongewenst. We hebben in 2016 ‘een leven lang roeien’ als ambitie opgenomen in het KNRB meerjarenplan 2016. Dat houden we vast.

De breedtesportvisie ’20-’30 beschrijft waar we naar toe willen (onderste plaatje): In onze visie blijft de studentensport dominant, maar die wordt krachtiger dan nu ‘gestut’ door jongere en  oudere roeigroepen. Er is sprake van een brede roeipopulatie.

Het is goed dat Toine er op wijst dat een ontwikkeling zoals wij die met z’n allen voorstaan meer vraagt dan alleen het binnenhalen van leden. Ook de harde voorzieningen en niet te vergeten de kaderstructuur moeten mee-ontwikkelen.

Ik ben hierin optimistisch: Er zijn kansen voor nieuwe verenigingen en nieuwe groepen, maar we kunnen ook bij bestaande verenigingen ons water, onze boten, onze accommodatie etc. nog zoveel efficiënter gebruiken. De commissie infrastructuur heeft nu een enquête uit staan bij verenigingen om een actueel beeld te krijgen van de voorzieningen. Dat levert inzicht in de knelpunten en mogelijkheden voor wat betreft voorzieningen. Die uitkomsten gaan we delen zodat we ook hierin samen met verenigingen kunnen werken om onze sport sterk en toekomstproof te maken. Die visie dat is werk in uitvoering: geen fixed plan wat we uitrollen, maar stap voor stap met elkaar doen en van elkaar leren. Het is goed dat we die visie als roeigemeenschap samen delen zodat we daar ook samen aan kunnen gaan werken.