Laila Youssifou: van streetdance naar olympische stoelendans

Interview

Laila Youssifou stapte op 9 oktober 2020 bij de Europese Kampioenschappen rond het middaguur in de dubbelvier. Samen met Nicole Beukers, Olivia van Rooijen en Inge Janssen lag ze aan de start voor de voorwedstrijd. Behalve de eerste stap op weg naar de titel twee dagen later betekende dat ook dat zij op dat moment in alle olympische boottypen op internationale wedstrijden was uitgekomen.

Ze was een jaar of 13 toen roeien op Laila’s pad kwam. Daarvoor had ze gedanst: “Streetdance , een beetje hiphop en een héél klein beetje breakdance. Op een gegeven moment was ik daar wel klaar mee. ” Ze kwam bij Pampus terecht waar een coach al snel haar talent ontdekte en haar naar de groep wedstrijdjunioren haalde.

Al in 2013 triomfeerde ze in Banyoles op de Coupe de la Jeunesse in de dubbelvier en won goud. Een jaar later haalde ze brons in de dubbeltwee bij de EK-junioren. Later dat jaar werd ze Nederlands kampioen in de Meisjes18-acht. Na nogmaals brons in de dubbeltwee, nu bij de WK voor roeiers onder de 23, stopte ze, inmiddels lid van Laga, met roeien.

“Ik had er geen lol meer in. Ik was eigenlijk alleen maar bezig met de beste te zijn. Ik heb me tegen mezelf in bescherming genomen. Ik dacht ‘als ik er zo tegenop ga zien moet ik er niet mee doorgaan’. Dan zag ik al die meiden van mijn leeftijd uit de eerstejaars acht allerlei leuke dingen meemaken en dan moest ik weer in Amsterdam trainen op de Bosbaan. Op Laga wilde ik gewoon het verenigingsleven meemaken.” Ze ging coachen en werd president van de club.

“In mijn bestuursjaar realiseerde ik mij ‘wat is dat roeien toch leuk om te doen’. Ik ging weer wat trainen.” En terwijl ze als preses van Laga op de KNRB-jaarvergadering bondscoach Josy Verdonkschot nog driftig had proberen te ontlopen, stapte ze in 2018 brutaal op hem af. Daarmee begon haar botencarrousel.

“Alle wisselingen tussen boottypen kwamen vanuit Josy. Binnen het vrouwenteam bepaalt hij de tactiek. Dat houdt soms wisseling van poppetjes in . Voordat ik stopte, had ik vier jaar lang gesculld. Maar als je instroomde bij de bond, kwam je in de groep terecht die het laagst in de ranking stond, de meetrainers, zoals Josy ze noemde, en die deden aan boordroeien. De scullgroep was de prioriteitsgroep.”

“Ik werd soms op bakboord, soms op stuurboord gezet. Uiteindelijk kwam ik in dat jaar in de twee-zonder terecht. Dat was eigenlijk best vet, want in mijn allereerste wereldbeker met Elsbeth (Beeres, red) in de twee haalden we brons. Maar er was een permanente selectie.” Dus belandde Youssifou in de vier-zonder, daarna weer in de twee-zonder (zilver op de EK) en nog eens in de vier (achtste op de WK). “Ik baalde. Ik had het idee, als ik het goed doe in de twee-zonder, dan mag ik in de acht. En dat mocht maar niet. Dat frustreerde me mateloos.”

Het jaar erop ging de tombola verder. Vlak voor de wereldbeker was er nog één plek vrij in de acht. “Voor mijn gevoel werd na één opzetje besloten dat ik in die acht zat. Die kon ik ook toevoegen aan mijn lijstje.” Op een gegeven moment waren er teveel boordroeiers en was er een blessure bij de scullers, waardoor voor de EK (2019) de dubbeltwee vrij kwam.

“We gingen op trainingskamp vlak voor het EK. Daar zouden we selecteren, want we stapten op het vliegtuig met meer mensen dan er konden starten op het EK. Ik dacht, dat wordt niet gezellig.” Youssifou kwam met Beeres in de dubbeltwee en won de B-finale. Dat bleek weer geen garantie. Een paar dagen voor de wereldbekerwedstrijd in Rotterdam zette Verdonkschot het duo in de twee-zonder. Zonder succes.

“Vijf weken voor de WK ging alles nogmaals in de wisselpot . Ik moest gaan skiffen. Ik voelde me heel erg uitgeselecteerd uit de acht. Toen heb ik vijf weken lang supergefocust getraind.” Met een achtste plaats stelde ze uitzending naar de Olympische Spelen zeker. In het beoogde Olympische jaar 2020 werd weer volop geselecteerd en racete Youssifou zich in de dubbelvier.

“Ja, bij al die bootwisselingen was ik best pissig. Het ging in fasen. Eerst was ik teleurgesteld. Dan gewoon verdrietig. En op een gegeven moment werd ik pissig, want dan dacht ik ‘ik kan beter dan dit’. Altijd als ik boos/teleurgesteld/verdrietig was ging ik naar Josy om te vragen: waarom? Hem ging het er niet om dat ík in de beste boot zat. Hij wilde alle boten zo goed mogelijk laten varen. Ik was een tijdje de joker. Maar hij deed dat nooit om mij te stangen.”