Er is momenteel veel te doen om het Nederlandse topsportklimaat. Meerdere rapporten en verhalen zijn hierover verschenen. Ook de roeisport kwam veelvuldig aan bod. NLroei vroeg zich af hoe roeiers hier zelf tegenaan kijken. Wat is de topsportcultuur precies in het roeien en hoe ervaren zij dat? In deze serie beginnen we met olympisch kampioen Dirk Uittenbogaard. Hij pleit voor een systeem waarbij de mens achter de atleet centraal staat.
Support NLroei, doe mee aan de crowdfunding, dat kan hier. Alvast bedankt!
De 32-jarige voormalige roeier van Nereus en Willem III voelde zich de afgelopen vijftien jaar geregeld een vreemde eend in de bijt. Als introverte gevoelsroeier met een eigen mening duurde het even voordat hij zijn weg vond in de equipe en in de communicatie met coaches. Daarnaast was zijn lijf niet altijd bestand tegen de zware trainingsarbeid. “Ik heb lang het idee gehad dat als je niet in de bondsmal paste men je liever kwijt dan rijk was.” Dat veranderde toen hij na de Olympische Spelen van Rio de Janeiro – waar hij brons won met de Holland Acht – de overstap maakte naar de dan nog in ontwikkeling zijnde scullgroep van Eelco Meenhorst.
Crux
“Mijn keuze was een gok, want scullen stond nog niet hoog op de agenda. Maar mijn gevoel bij de acht was niet meer goed.” Bij het dubbelvierproject viel vervolgens wél alles op zijn plek. “Ik denk dat wij het op een menselijke manier hebben aangepakt. Het project was van ons, althans zo voelde het.
Doordat we niks mooier maakten dan het was en er duidelijkheid gegeven werd over het traject dat we moesten bewandelen, hebben we een diepe band met elkaar kunnen opbouwen. We durfden eerlijk te zijn naar elkaar – als roeiers onderling maar ook tussen roeiers en coaches – en dat is voor mij de crux geweest richting goud. Fysioloog Jabik-Jan Bastiaanse heeft daarbij een belangrijke rol vervuld als brug tussen coach en roeiers. Natuurlijk hadden wij ook lastige selecties en die zijn altijd subjectief, maar in mijn ogen is daar altijd goed over gecommuniceerd en naar gehandeld.”
Grenzen
Juist omdat hij ook heeft meegemaakt hoe het wél kan, wil Uittenbogaard inzicht geven over onder wat voor druk de roeiers leven. “Ons uitgangspunt was dat we onder elke omstandigheden en condities zouden moeten kunnen presteren. Daarvoor hebben wij onze mentale en fysieke grenzen flink opgezocht. Ik heb in de winter geregeld moeten huilen van vermoeidheid en heb meerdere keren aan stoppen gedacht. Dat zijn dingen die de buitenwereld niet ziet. Goede begeleiding daarbij is essentieel. Zeker als je de situatie van Tokyo in ogenschouw neemt.”
Stress
Tijdens de Olympische Spelen werden de roeiers immers tot het uiterste getest. “De stress om geen coronabesmetting in de boot te krijgen, was vrijwel ondoenlijk. Finn Florijn (de reserve die besmet bleek te zijn, red.) was bij ons in de kamer geweest en met de besmette Jabik-Jan hadden we contact gehad. De testresultaten kwamen vaak pas ’s avonds binnen. Mede daardoor had ik voorafgaand aan de finale al een paar nachten amper geslapen. Daar kwamen nog eens de behoorlijk uitdagende weersomstandigheden van tijdens de finaleraces bij.”
Snoek
Uittenbogaard was de roeier die in de finale na een paar honderd meter zijn riem verloor maar daarna weer vliegensvlug terug had. “Uiteraard ben ik er trots op dat het uiteindelijk niet catastrofaal werd en we handig genoeg waren het weer op te pakken. Maar ondertussen was het ook bijna klaar en op de een of andere manier voelde ik me daar schuldig over. En dat kan je eigenlijk alleen maar goed met mensen bespreken die daarbij waren. Andere mensen hebben al snel de logische reactie: ‘wat zeur je nou, je bent toch olympisch kampioen..’ Maar in mijn hoofd bleef hangen: ‘stel dat het was misgegaan”.
Afzondering
“Sowieso leefden we al zo lang volledig afgezonderd dat de afstand tot mensen buiten onze ploeg letterlijk heel groot werd. Niemand kan eigenlijk echt goed snappen wat je meemaakt en dat maakt het extra lastig om je emoties te delen. Ik weet dat ik niet de enige ben die het hier lastig mee heeft gehad.” Daar kwam nog eens bij dat de dagen na het winnen van het goud op zijn zachtst gezegd uitdagend waren. “Binnen 24 uur na die race zaten we alweer in het vliegtuig waarin slapen onmogelijk was. Vervolgens naar Den Haag voor de huldiging en meteen door naar de televisie. Op een gegeven moment was ik minstens 50 uur wakker.”
Voldoening
Het zorgde ervoor dat hij ondanks het winnen van goud met gemengde gevoelens terugkijkt op Tokyo. Uittenbogaard wilde daar zijn roeicarrière afsluiten met een perfecte slotrace. “Ik kreeg steeds vaker de gedachte: was dit nou mijn laatste race? Zo’n rommelige wedstrijd op slecht water zonder publiek en inclusief snoek. Ik had het willen eindigen zoals de finale van het WK in 2019 toen we met overmacht het goud pakten. Ik had toen zo’n voldaan gevoel. Alles verliep soepel en die finale was hét voorbeeld van hoe je een perfect gelopen traject met een geweldige ploeg afsluit. Het kostte veel, maar het succes zorgde ervoor dat ik verder kon. Die voldoening had ik nu totaal niet. Ik begon te twijfelen of ik wel moest stoppen.”
Nazorg
Uittenbogaard zag hoe men vervolgens overging tot de orde van de dag. “Het eerste contact vanuit de roeibond was een mail met een schema en vanuit Nereus kreeg ik te horen dat ik mijn boot moest gaan delen. Ik snap dat dit moet gebeuren, maar het gaat voorbij aan een stukje reflectie en evaluatie. Zeker na zo’n intensieve tijd. Daarbij: ik heb tenminste nog iets gewonnen, maar hoe vaak heb ik de laatste jaren niet mensen om me heen gedesillusioneerd af zien haken nadat ze op een respectloze manier aan de kant zijn gezet. Als mede-roeier kan je daar dan weinig mee. Het is nu eenmaal lastig om het voor elkaar op te nemen als je zelf in die selectie zit. Bedenk op zijn minst een halfjaarlijkse evaluatie tussen roeier en coach. In mijn beleving wordt er door coaches vooral veel over atleten gesproken en te weinig met. En dat terwijl beleidsplannen stellen dat de atleet centraal staat. Daar ligt ruimte voor verbetering.”
Bondscultuur
Hij volgt dan ook met interesse de huidige discussie over het veilige sportklimaat en ontwierp eerder met de atletencommissie een digitale evaluatie om de stem van de atleten een platform te geven. Uiteindelijk kwam daar het onderzoek naar de huidige cultuur binnen het toproeien uit voort. “Ik voelde me als ervaren roeier verantwoordelijk om mijn ervaringen en observaties te delen. Juist ook naar mensen die tussentijds de sport hebben verlaten, wordt weinig geluisterd. Die hebben vaak een emotioneel verhaal, maar vaak schuilt hier juist feedback in die coaches en beleidsmakers zouden kunnen gebruiken om het systeem beter te maken. Wees gewoon open en eerlijk als het om selecties gaat. En als het dan bijvoorbeeld tot een beëindiging van je status komt – zoals laatst nog gebeurde – kan het niet zo zijn dat het via een mailtje wordt gebracht. Of het nou per ongeluk gaat of niet, die knulligheden zijn wel bepalend voor hoe een roeier straks terugkijkt op zijn of haar roeicarrière.”
Toekomst
Uittenbogaard ziet dat er inmiddels meer bewustzijn is gecreëerd en is benieuwd of dat uiteindelijk tot het gewenste effect zal leiden. “Ik ben de laatste maanden te weinig betrokken geweest om iets over de veranderingen te kunnen zeggen, maar het is goed dat er over gesproken wordt. Het is in de media vooral over de poppetjes gegaan en dat heeft voor afleiding gezorgd. Maar ik hoor gelukkig geluiden dat de sfeer binnen het team goed is. Nu zitten ze midden in het wedstrijdseizoen en is het momentum om de evaluatiestructuur te verbeteren een beetje weg. De roeiers en coaches zijn weer bezig met selecties en wedstrijden, waar het in de kern ook altijd over zal moeten gaan. Hopelijk is er daarna weer meer ruimte om met de diepere lagen verder te gaan.”