Twee jaar geleden schreef ik mijn eerste column voor NLroei. Het was een paar dagen voor het begin van de wereldkampioenschappen. Het ging er over of Nederland wat betreft roeien een grootmacht was, of niet.
Ik zag argumenten pro, maar had ook aarzelingen. Wel zag ik een enorme groei van de roeibond en dus meer roeiers en roeisters die zouden kunnen pogen de top te halen. Afgelopen weekinde hadden we de finales van de Europese roeikampioenschappen in het Poolse Poznan. De resultaten voor ons land waren ongekend: acht keer goud, waarvan zeven keer in een olympisch of paralympisch nummer.
De vreugde kende dus ook geen grenzen, al bleken er achteraf helaas wel twee corona-zieken in de mannenacht. De overige equipeleden blijven hopelijk gezond. Dus veel medailles en in augustus hadden zich bij de studentenverengingen weer veel nieuwe roeiers gemeld, zoveel dat er vaak zelfs geloot moest worden. Dat geeft hoop.
Natuurlijk ontbraken er bij dit EK wat landen en ploegen, maar die zouden echt niet allemaal kampioen zijn geworden. Het was ongekend zo vaak het Wilhelmus klonk. Wat ik ook hoorde was dat veel ploegen de teleurstelling van uitstel van de Olympische Spelen echt moesten verwerken, maar daarna dit Europees kampioenschap zagen als de gelegenheid om dit jaar toch eenmaal te vlammen en er dus hard voor zijn gaan trainen. Ter plekke dachten ze, nu of nooit.
Veel medailles dus en de vraag is, blijft dat zo? Je bent als land roeiend een grootmacht als je de prestaties elk jaar kunt laten zien. Er is dus voor komend jaar een enorme uitdaging. Zoveel goud zal het niet zo snel worden als alle continenten mee doen, maar als grootmacht moet je toch meer dan één gouden medaille kunnen halen. Ik ben benieuwd en heb er wel vertrouwen in.