Waar gaat het heen met het lichte mannenroeien? NLroei peilde de meningen bij Pepijn Aardewijn, Frans Göbel en Rob Jonkman nadat Paul Drewes zijn licht erover liet schijnen. De bond maakte eerder bekend er geen voorrang aan te verlenen.
Rob Jonkman coacht al ruim 30 jaar lichte (inter)nationale lichte topploegen zoals de fameuze Twente Vier:“Als je alles zo op een rijtje zet, is het om treurig van te worden. Ik heb in 2013 ondervonden wat er mis ging. Ik coachte toen nog de vier die bij de wereldbeker in Luzern brons won. Dat is overigens in dat nummer de laatste behaalde Nederlandse medaille. Bondscoach Jeroen Spaans weigerde advies van mij aan te nemen en dat terwijl ik toch al vrij lang meeloop in deze discipline. De bond had eerder moeten concluderen dat Jeroen het niet kon trekken, want het is de laatste drie jaar alleen maar verder achteruit gegaan.
Pepijn Aardewijn won bij de Olympische Spelen van 1996 met Maarten van der Linden een zilveren medaille in de dubbeltwee voor lichtgewichten: “Ik denk dat het goed gaat komen met het lichte mannenroeien, er staan altijd weer talenten op, daarvan ben ik overtuigd. En als er een goede ploeg te maken is, zal de roeibond ook wel weer een bondscoach aanstellen, zo opportunistisch werkt het.”
Frans Göbel was tweevoudig wereldkampioen in de lichte skiff en nam als zwaargewicht tweemaal deel aan de Olympische Spelen: “De lichte olympische velden zijn ongekend competitief. Het is extra moeilijk om daarin een medaille te winnen. Toch moet het met onze lichte mannen ook kunnen. Kijk maar naar de lichte vrouwendubbel. Die stonden er in 2015 niet goed voor (red.: tweede in de c-finale bij de WK), maar dankzij een goede aanpak werd er toch goud gewonnen. De getalenteerde jongens van nu moeten goed worden begeleid en vertrouwen worden gegeven. Ik zou nooit aan het begin van een olympische cyclus de hoop al hebben opgegeven, zoals de bond nu lijkt te doen. De plannen kunnen later altijd nog naar beneden worden bijgesteld.”
Support NLroei, doe het nu, klik hier. Bedankt!
Aardewijn heeft zorgen over de toekomst: “Door de toenemende professionalisering in de roeisport zou het combineren van toproeien en studeren met het nieuwe studiestelsel op lange termijn wel eens veel moeilijker en duurder kunnen gaan worden voor roeiers met internationale ambitie. In Nederland roeien vooral veel studenten. In andere landen is het aandeel van andere doelgroepen groter of wordt het probleem met behulp van financiering of andere constructies vermeden.”
Volgens Gōbel verloopt de doorstroming van talent niet goed. De boel zit volgens hem verstopt: “Het is extreem moeilijk om bij de bondsequipe te komen, maar als je daar eenmaal in zit, krijgen ze je er lastig uit. Bovendien krijgt aanstormend talent onvoldoende gelegenheid om ervaring op te doen bij buitenlandse wedstrijden. Hoe dan ook lijkt het mij goed als er veel meer de onderlinge competitie wordt aangegaan. Wat mij betreft gebeurt dat in de skiff, dat zegt me meer dan ge-ergometer. Er zijn beloften, kijk maar naar de lichte Lennart van Lierop, hij won de Hel van het Noorden.”
Jonkman gaat verder: “Ik zie het als grootste fout dat ze net als de zware mannen zijn gaan trainen. Die kunnen aan het eind van de haal nog kracht leveren door hun gewicht aan hun riem te laten hangen. Een lichte roeier heeft die kracht niet, dus moet je anders leren roeien. In hoger tempo bijvoorbeeld, maar dat moet je veel oefenen voordat je dat goed beheerst. Voor nu lijkt het me essentieel dat we in gesprek gaan met de bond, want bij de aanpak die ze nu hebben bedacht, is dat ook het probleem. Ik stel me in elk geval beschikbaar.”