Wie had durven denken, dat de WK van 2019 zo succesvol voor ons land zou verlopen? Ik eerlijk gezegd niet en ik denk dat velen die met mij half juli de Worldcupfinale op de Willem-Alexanderbaan bezochten ook geen overdreven verwachtingen hadden. Maar, het kon dit weekend niet op. Ik hoorde een vergelijking met de WK van 1995 in Tampere, waar het toen ook ging om olympische kwalificatie. Het was toen ook een goede WK, maar er waren echt minder medailles, te weten vijf in plaats van de tien van nu.
Het eerste goud was voor de para-roeier Corné de Koning. Het is goed dat Nederland para-roeien stimuleert en daar een goede coach voor heeft in de persoon van Jan Klerks, naast Corné liet ook Annika van der Meer weer goed roeien zien, ondanks dat ze ‘maar’ zilver won. Je ziet wel dat er bij de para’s meer tegenstand komt.
De mannendubbelvier won ook goud, de ploeg was het hele seizoen goed en liep vorig jaar maar net een WK-medaille mis. Wat de ploeg dit jaar in een iets andere opstelling liet zien, was echt schitterend. Wat een beheersing waarmee werd geroeid en dan ook zo hard. De ploeg was van tevoren aangewezen als de beste ploeg en maakte dat dus waar.
Ook hulde voor de mannenacht, waar een wijziging in de opstelling tijdens het toernooi een enorm positief effect had. Van Duitsland werd maar nipt verloren en daarmee redde Duitsland voor zich het toernooi. Bijzonder dat in onze acht twee roeiers zitten, die in de Verenigde Staten roeien en studeren, na hun hun succesvolle juniortijd hier. Wordt dit een trend? Ik zou dat jammer vinden.
Topper voor mij was Stef Broenink in de skiff. Zijn weg naar de top duurde lang, maar wat hij nu liet zien, was indrukwekkend en hij is pas als student met roeien begonnen en wel bij Njord. Hij brengt de tijd van gouden Jan Wienese weer in beeld.
Bij de dames is er een extra Olympisch nummer bijgekomen, de vierzonder. Heel wat landen worstelden met zowel willen presteren in die vier als in de acht. Dat geldt ook voor ons land. De boordvier roeide net als eerder in het seizoen heel goed, de acht viel tegen en dat doet mij als oud-achtroeister pijn. Alleen Australië haalde zowel in acht als vier een medaille.
De meeste andere landen hadden het ook zichtbaar ongemakkelijk met het presteren in beide boten. Wellicht moeten we gaan nadenken, waar de prioriteit moet liggen. De dubbelvier vind ik een ploeg die gewoon kan doorgaan, want een bronzen medaille, met een paar honderdsten achter het zilver, na al dat blessureleed is knap. Slag Nicole Beukers leeft weer op.
Het zilver voor de lichte dames dubbel van Ilse Paulis en Marieke Keijser, waar ook lang blessureleed was, was ook zonder meer goed net als het niet geplande brons van de dubbeltwee.
Gevolg van dit alles is wel, dat de verwachtingen voor Nederland nu hoog gespannen zijn, maar laten de roeiers en roeisters maar aantonen, dat ze daar tegen kunnen op weg naar Tokio.