Zaterdag is het weer zover: een ledenvergadering van onze roeibond. Zelf roeien is – denk ik – leuker dan vergaderen, maar de agenda ziet er goed uit. Zo hebben we de update van het bestuur over junioren. Wordt er nu al meer geroeid door jongeren en blijven ze ook daarna roeien? Ook gaat het over de prestaties op de internationale wedstrijden dit jaar. En hoe gaat met de WK 2026 in Amsterdam? Het gaat om voldoende vrijwilligers, maar ook over het budget, subsidie en sponsors. Ook dat is iets om over mee te praten. En ook de begroting voor 2024 zal moeten vastgesteld.
En dan komt ook het tekort aan kamprechters opnieuw aan de orde. Als de voorstellen voor de reglementswijziging worden aangenomen, worden die straks “wedstrijdspecifieke vrijwilligers” genoemd.
Er zijn veel meer wedstrijden dan vroeger toen ik als kamprechter begon. Er zijn er dus meer juryleden nodig en het aanbod is te laag. Ik vond het destijds leuk om kamprechter te worden omdat ik daardoor in het roeien actief kon blijven. Het kostte me weekeinden, maar ik was nog betrokken bij het roeien. We kregen bij de lunch altijd een paar broodjes te eten zodat je snel verder kon varen, mocht starten of lichte roeiers moest wegen. Ik vond het leuk en de collega’s waren ook prettig om mee om te gaan en werd zelf na een aantal jaren internationaal kamprechter en dat zorgde ook voor boeiende reizen en wedstrijden.
En nu is het dus nodig om weer nieuwe mensen te vinden. Ik vind het verstandig om ook te kijken hoe de verhouding bij verenigingen is tussen wedstrijdroeiers en kamprechters. Ook zal het tekort aan motorbootbestuurders aan de orde komen. Er ligt een voorstel voor een reiskostenvergoeding voor de wedstrijdfunctionarissen. Die vergoeding was er vroeger niet behalve bij de Olympische Spelen, kan ik me herinneren.
Ik ga zaterdag naar de vergadering en hoop daar vele bekenden te ontmoeten.
