Luijnenburg & Stokvis: gedeelde liefde voor het laten doorlopen van de boot

Interview

Druilerig weer op een dinsdagochtend. De Amstel is zo glad als het maar kan. Een ploeg vaart onder de Berlagebrug door en zet koers richting De Hoop. Ruggelings is zichtbaar dat het koppel tijdens de haal relatief lang de boot aandrijft. En dat bemanning in rode truien de tijd nemen om de dubbeltwee onder zich door te laten lopen. Bij het vlot is het duidelijk om wie het gaat: Roel Luijnenburg (76) en Ruud Stokvis (78). Ze roeien al ruim 50 jaar samen. NLroei sprak ze over onder andere de Olympische Spelen.

Wie wordt Koning NLroeiToto?
Doneer, voorspel de prestaties van de 11 oranje boten en maak kans op 100 euro voor jouw club!

In 1966 hadden ze – samen met Eric Niehe en Maarten Kloosterman – bij de WK brons gewonnen in de vierzonder. Bij de spelen van 1972 was het ook brons, de tweezonder was toen hun boot. De mannen maken bij het vraaggesprek gelijk duidelijk dat ze daar zelf niet heel veel waarde aan hechten. “In 1968 had het moeten gebeuren, in dat jaar wonnen we in Luzern, voorafgaand aan de Olympische Spelen”, zeggen ze. “Maar de dag voor de halve finale had ik 40 graden koorts”, voegt Luijnenburg toe. “Je was kort na de voorwedstrijd al ziek”, vult Stokvis aan. Het koppel haalde de finale, maar finishte op de laatste plaats. “Ik hoorde de Mexicaanse vrijwilligers vragen ‘Oxygen? Oxygen’? Het moet er niet best hebben uitgezien”, lacht Luijnenburg nu.

Beiden gingen diep, maar het olympisch podium bleef toen dus buiten bereik. De vraag dringt zich op of dat niet een bron van frustratie is. “Nee. Vooraf werden we tot de medaillekandidaten gerekend. Misschien waren we ook wel titelfavoriet. Maar het kwam er niet uit door ziekte. En dat was jammer. Niet meer dan dat. En zeker geen frustratie”, zegt Stokvis gedecideerd.

Luijnenburg blikt terug. “Ik vond de Olympische Spelen eigenlijk niet zo veel aan. Henley en Luzern, dat waren de wedstrijden die ik echt leuk vond. Maar de allerbeste herinneringen bewaar ik aan de trainingskampen in Sankt Moritz. Wat hebben we daar fantastisch geroeid. We slaagden erin samen de boot optimaal te laten lopen. Ik bewaar er mijn allerbeste roeiherinneringen aan. Het voelde als de beste vakantie ooit.”

Twee keer hebben ze op dat paradijselijke Zwitserse water kunnen trainen, steeds als trainingslocatie in voorbereiding op de spelen. Luijnenburg is het meest uitgesproken van het koppel. Hij werpt de hypothese op dat als ze goud hadden gewonnen, ‘men’ ermee aan de haal was gegaan en ze mogelijk een andere, meer publieke status was opgedrongen. Stokvis stelt daar tegenover dat ze dat niet kunnen weten, omdat het niet is gebeurd. Beiden zijn het erover eens dat de Olympische Spelen in de loop der tijd flink zijn opgeblazen.

Na ’68 gingen ze door met roeien, maar in eerste instantie niet samen in de tweezonder. Stokvis had eigenlijk nauwelijks tijd, was inmiddels getrouwd, werd vader en had een voltijdsbaan. Toch werd er tijd vrij gemaakt voor de spelen. Dat gaf nog wat gedoe. De roeibond was geen voorstander van hun uitzending, Het Nederlandse Olympisch Comité wel. En dat telde zwaarder. Dus togen ze weer naar Sankt Moritz ter voorbereiding op het olympisch toernooi. Veel hadden ze dat jaar nog niet met elkaar getraind. Maar op het Zwitserse wonderwater vonden ze elkaar weer.

Het olympische roeitoernooi van 1972 leverde ze niet dat op wat in hun allerbeste dagen mogelijk was geweest. De Oost-Duitsers waren niet te kloppen en de Zwitsers glipten er in de finale langs. Het brons was een (schrale) troost. “Achteraf dacht ik: we hebben er een medaille aan overgehouden, dat is mooi”, zegt Stokvis. Hij ging na de finale gelijk met zijn vrouw op vakantie. Een paar uren later hoorde hij het nieuws op de autoradio. Palestijnen van de terreurorganisatie Zwarte September gijzelden Israëlische atleten en vermoorden er elf. Luijnenburg  heeft de gewapende Palestijnen zelf gezien op het balkon van het huis waar de Israëlische equipe was ondergebracht.

“Dat was een bizar beeld. Die hele Olympische Spelen zijn door die gebeurtenissen voor mij inktzwart. Ik voel nog de machteloosheid van de herdenkingsbijeenkomst. We zaten daar als atleten de doden te betreuren, en langzaam maar zeker werd het door verschillende sprekers zo gedraaid dat de spelen wel door moesten gaan. Terwijl dat bij mij op dat moment zeker niet het sentiment was. Ik weet nog goed dat ik daar machteloos op een houten stoel zat. Achteraf vind ik het verdedigbaar dat men doorging.”

Stokvis memoreert Mexico: “Daar is een protest van studenten vlak voor de opening bloedig neergeslagen. We hebben er weinig tot niets van mee gekregen”. De 200 tot 600 doden die er vielen, waren voor het NOC geen reden om de Nederlandse equipe terug te trekken.  Het werd niet eens overwogen. NOC-voorzitter Van Karnebeek zou volgens Geschiedenis Magazine hebben gezegd: “Er vielen doden in Mexico […]. Ik geloof dat het een paar studenten waren. Ze wilden een beetje aandacht trekken. Met demonstraties en zo. Dat heb je met deze generaties. In Nederland wordt ook alleen maar gescholden.”

Luijnenburg heeft het niet heel erg op de spelen: “Ik zou willen dat de achterkleinzoon van De Coubertin zou opstaan en zou pleiten voor de herinvoering van het amateurisme”. Maar straks gaan ze het roeien in Tokyo vanzelfsprekend volgen, maar wel met een kritisch oog. “Ik heb zo mijn vraagtekens bij de krachttraining anno nu, uiteraard wordt men er sterker door. Maar de spieren ook enorm veel dikker en het lijf dus zwaarder. De boot ligt daardoor dieper. Dus wat levert het op?”, vraagt Luijnenburg zich af. Stokvis vindt er ook wat van. “Roeiers moeten wel goed kunnen bewegen, ze hoeven er niet in uit te blinken, maar hardlopen zouden ze moeten kunnen”, aldus de man die nog altijd coacht.

Beiden hebben bewondering voor hoeveel er heden ten dage wordt getraind. Ze hopen wel dat dit met plezier wordt gedaan. Net zoals zij nog elke dinsdag de liefde voor het roeien samen delen: het laten doorlopen van de boot.