Afgelopen weekeinde was het weer raak. Het woei hard in Nederland. Verschillende fairnessmiddelen werden uit de kast getrokken om de roeiwedstrijden op de WIllem-Alexanderbaan en de Bosbaan zo eerlijk mogelijk te laten verlopen. Want zeker wanneer de wind schuin over de baan blaast, treden vaak zogenoemde boeiverschillen op. Aan de ene kant van de baan kunnen er hoge golven staan, plus dat de water- en luchtstroming tegen zijn, terwijl er aan de andere kant vrijwel plat water en stroom mee is. Bovendien kan een roeier aan die kant bijvoorbeeld dankzij een bomenrij ook nog eens lekker in de luwte varen. Bart Peters en Guus Welter zijn leden van de fairnesscomissie en geven aan NLroei uitleg over wat zij voor een zo eerlijk mogelijk wedstrijdverloop kunnen doen.
Beiden zijn al decennialang actief binnen de sport. Eerst als wedstrijdroeiers, tegenwoordig coachen ze junioren. Welter is vooral bezig bij Viking, daarnaast maakt hij dus deel uit van de eerlijkheidscommissie. “Er zitten mensen in – zoals coaches – die zelf een directe band hebben met de sport. Wij adviseren de jury en de wedstrijdleiding. Dat doen we als het om de Bosbaan gaat, aan de hand van modellen. Die zijn beschikbaar gesteld door Henk-Jan Zwolle, de fairnessexpert van de internationale roeifederatie World Rowing. Daarin wordt aangeven wat de verschillen zijn: golfhoogte, stroming en windsnelheid. Het is onze bedoeling vóór er verschillen ontstaan, actie te ondernemen. Daarbij geven we ook aan welke maatregelen er kunnen worden genomen: waaieren, time-trial en schuiven met banen”, legt Welter uit. Met ‘de waaier’ wordt het systeem bedoeld dat de snellere ploegen uit de voorronden de betere banen krijgen toebedeeld.
Bomvol
Toch is dat allemaal wat gemakkelijker gezegd dan gedaan. “Bij de ARB konden op basis van de weersverwachting maatregelen worden genomen. Maar uit waarnemingen bleek dat op het moment zelf geen boeiverschillen waren. Sterker nog: de baan was glad. En plotseling wijzigde de situatie. Opeens stak er rond het middaguur een harde wind op. Er is toen alsnog een waaiersysteem ingezet. Dat gebeurde eigenlijk te laat, maar dat was vooraf niet te voorspellen, helaas.”
Oud-olympiër Bart Peters. “Meestal monitoren we het weer al vanaf de dinsdag of de woensdag vóór een wedstrijd. Neem van mij aan dat er goed wordt nagedacht over de maatregelen die genomen kunnen worden. En naast de grilligheid van het weer en de windrichting, speelt de logistiek ook een rol. De wedstrijdprogramma’s zitten bomvol. Uitstel van wedstrijden, of bijvoorbeeld wedstrijden over vier in plaats van zes banen zijn daarom bijna niet toe te passen”, weet Peters. “Een waaier invoeren is zo geregeld, maar een wedstrijdleiding kan niet abrupt een time-trial regelen. Dat vergt toch enige voorbereiding. En terwijl je daarmee bezig bent, kan de wind alsnog draaien.”
Eigen waarneming
Peters verbaast zich er ook wel eens over hoe sommige coaches met hun roeiers omgaan. “Dan zie ik dat een roeier blij is met een zwaarbevochten derde plaats, en dat gaat zijn coach speculeren over mogelijk boeinadeel. Ik zie dan het gezicht van de roeier betrekken. Ik snap dat het zo er wel eens aan toegaat, maar vaak is er helemaal geen grond om dat soort uitspraken te doen. En dan nog iets: winnaars hoor je zelden klagen over baanvoordeel.”
Naast de theoretische modellen die worden gebruikt, geeft hij zijn eigen ogen ook de kost. “Ik kijk hoe de wind staat en let er vooral op of er abrupte snelheidsverschillen zijn waar te nemen. Bijvoorbeeld dat je plotselinge acceleraties van de mensen ziet die waarschijnlijk in de luwte roeien. Het belangrijkste is dat je zelf waarneemt of de omstandigheden oneerlijk zijn of dat bijvoorbeeld de betere ploegen op vermeende betere banen varen. We proberen het met z’n allen zo goed en eerlijk mogelijk in te richten voor iedereen, maar we moeten de verschillen soms ook weer niet gaan overdrijven. Wat dat betreft is het heel goed als er consequent statistieken van de winnende banen in relatie tot windrichtingen worden bijgehouden”, vindt Peters.
(De Volkskrant: juli 1965)