Het is overbodig het woord oprecht toe te voegen om de felicitaties te duiden die Melvin Twellaar van zijn tegenstanders ontving. De gemeende knuffels, hugs en schouderkloppen waren zo authentiek als een Hollandse klompendans. Zijn conculega’s deden daarbij hun petje af voor de bekerwinnaar. Twellaar was gistermiddag gelukkig met de overwinning en sprak over ‘het goed verdelen tijdens het weekeinde’. Er ging gisteren niemand boven de Groninger.
De boomlange Simon van Dorp was blij met zijn ijzersterke tweede plaats. Hij zat recent nog in de dubbelvier, maar werd een paar weken geleden overgeplaatst. “Het is lang geleden dat ik een wedstrijd heb geskifft. Dit was een ideaal weekeinde om weer te wennen. En het pakte heel goed uit”, zei hij zichtbaar opgelucht. De dappere Van Dorp zag het verkassen als een uitdaging en niet als een verbanning. Toch is het meer dan prettig om in eigen huis het vertrouwen in zichzelf te versterken.
Van der Poel
Lennart van Lierop had begrijpelijkerwijs graag willen zegevieren. Op de dag dat niemand minder dan Mathieu van der Poel slechts brons won bij de NK-wielrennen, moest de Europees skiffkampioen genoegen met een derde plaats. De erkende winterkoning Stef Broenink – hij was eerder dit jaar bij de trials veruit de snelste skiffeur – lag lang aan de leiding, maar viel terug naar de vierde plaats. “Het is maar goed dat ik voor haas heb gespeeld”, grapte hij met zijn winnende dubbeltweemaat Twellaar.
De eindtijd van Twellaar – 6:46 – was gelet op de weersomstandigheden (de wind dwarrelde: soms van opzij, soms mee, of juist tegen) uitstekend. Het zegt ook iets over de hoge kwaliteit van de huidige bondselite. Met Simon van Dorp heeft Nederland een vierde skiffeur die bij de wereldkampioenschappen wel eens heel hoge ogen kan gaan gooien.
Bundelen
Nederland heeft eerder een tijdperk met uitstekende skiffeurs gekend. Verspreid over een periode langer dan een decennium zetten onder anderen Ronald Florijn, Nico Rienks, Henk-Jan Zwolle en Koos Maasdijk op nationaal niveau de toon. Die mannen proefden regelmatig elkaars nieren. Wedstrijden als de skiffhead, de Randstad en NK’s waren serieuze krachtmetingen. Verenigd in de grootste boot leverde die groep de meest aansprekende prestatie van het Nederlandse roeien in de afgelopen 50 jaar: goud voor de Holland Acht bij de Olympische Spelen. Dit jaar is het 27 jaar geleden. De generatie van nu heeft als solisten internationaal veel meer te vertellen dan de mannen van weleer.
Met zoveel klasse in huis zou Nederland weer een Holland Acht kunnen bouwen die serieus voor olympisch goud kan gaan. Het komt wellicht niet direct uit een Excelbestandje rollen, maar er is geen kunstmatige intelligentie nodig om dat te bedenken. Een land met zoveel kwaliteit in de breedte en tegelijkertijd zoveel uitdagingen bij het behalen van goud in een ploeg, doet er goed aan de krachten in de langste boot te bundelen. Kijk maar naar de Nieuw-Zeelandse veni-vidi-vici-acht van Tokyo. Het zwarte octet kwalificeerde pas in 2021 via het lastminute-toernooi, zag een paar maanden later de olympische roeibaan en won daar goud.
Sprookje
Als Nederland in de acht de allerbesten met de allerbesten laat roeien, zal het niet de technisch meest gepolijste ploeg zijn, maar knetterhard zal het gaan. En je weet nog iets zeker: bij de tegenstand zal het dun door de pantalon lopen. En dat niet van een overdosis bicarbonaat.
De Holland Acht’24 kan geschiedenis van sprookjesachtige proporties gaan schrijven. Wie een beetje roei-gogme heeft, ziet die kans. De sterren staan gunstig, in Parijs liggen de olympische roeibaan en Disneyland zo’n beetje naast elkaar.