Succes, je kunt er veel over zeggen. Zo heeft succes vele vaders. Het wil ook nog wel eens wisselen, maar met de WK van vorig jaar als belangrijkste graadmeter kan met zekerheid worden gezegd dat het Nederlandse roeien een periode van ongekende bloei doormaakt. Iemand die het succes niet claimt, maar er ontegenzeggelijk wel een significante bijdrage aan leverde is Jabik Bastiaans. Hij is inspanningsfysioloog, komt uit het wielrennen en is al sinds 2017 aan het roeien verbonden. Bastiaans geeft tekst en uitleg over de aanpak van de equipe anno 2023.
Soms krijg je als lezer of als journalist de indruk dat mensen (vals) bescheiden doen omdat dit zo sympathiek overkomt. Bij Bastiaans is dat anders. Als hem gevraagd wordt naar dat wat in zijn ogen te vaak onderbelicht is, komt hij gelijk met zijn punt: “We moeten ons realiseren dat we nu te maken hebben met een generatie fantastische atleten die – dag in, dag uit – alles ervoor over hebben en heel hard werken, binnen en buiten de roeiboten”, stelt Bastiaans.
Misschien is het niet eens bescheidenheid. Hij weet namelijk als geen ander wat ertoe doet als het gaat om het leveren van een topprestatie. Trainers en coaches bereiken weinig tot niets zonder getalenteerde atleten. Het is een complexe mix van een aantal factoren, maar fysieke aanleg en de bereidheid om hard te werken zijn broodnodig. Dankzij zijn inbreng veranderde het programma drastisch.
(tekst gaat verder onder de crowdfunding-oproep)
Intensieve duurtrainingen gingen van de baan. “Eigenlijk doen we nog maar drie dingen. Vooral heel veel extensieve duurtrainingen. Krachttraining gebeurt het beste in blokken, het gaat niet goed samen met duurwerk. De zuurstofopname wordt er niet zo zeer minder van, maar het effect van krachttraining komt tijdens een duurblok niet zo uit de verf, dus daar richten we aparte trainingsperiodes voor in. En verder doen we het nodige op wedstrijdsnelheid. Het effect van duurtraining is niet zomaar weg, dat is bij snelheidstraining anders. Dus daarom doen we pas kort voor een toernooi trainingen op wedstrijdsnelheid. Veel ingewikkelder is het niet. Maar dat passen wel aan de verschillende personen aan.”
Omrekenen
Hij geeft ook een indicatie over de trainingsomvang. “Je moet denken aan zo’n 150 skiffkilometers per week, we rekenen alles om naar die eenheden, want als je dat met geroeide kilometers zou doen, zijn de jongens in de acht zo klaar. Soms halen we uitschieters richting 300 kilometer per week.”
Desgevraagd evalueert hij zelf het programma. “Eén ding mogen we zeggen: het programma werkt echt goed op individueel niveau. Sinds Tokyo hebben de Nederlandse skiffeurs en skiffeuse uit elf starts samen tien overwinningen en een tweede plaats geboekt bij wereldbekers, EK’s en de WK van vorig jaar. Maar bij de ploegen kan het beter.”
Optimaliseren
Makkelijker gezegd dan gedaan, want de concurrentie zit ook niet stil. De Britse armada is Nederland een aantal stappen voor, ook de Roemenen doen het voortreffelijk. “Wij zoeken het in differentiatie. Het maatwerk bij de solisten werkt dus goed, maar in een ploeg is dat een stuk lastiger. De een reageert anders op training dan de ander. Wat we doen is bijvoorbeeld in de ochtend twintig kilometer als ploeg in de boot trainen, en dan ’s middags fietst een deel van de bemanning nog eens 60 minuten, en het andere deel nog drie uur. Het doel is dat uiteindelijk iedereen bij de WK optimaal aan de start ligt.”
Het roept de vraag op als het gaat over pieken. Bij de EK viel een aantal oranje ploegen ogenschijnlijk niet mee, maar bij de wereldbeker in Luzern stond een aantal er weer. Zo versloegen Broenink en Twellaar de zelden geklopte gebroeders Sinkovic en won de mannendubbelvier ook. “Ja, dat ging goed, we hebben wel iets gas teruggenomen, maar niet veel. Extreem ergens ‘overheen trainen’ hebben we in 2019 met de zware scullers bij de wereldbeker te Rotterdam gedaan. In de ochtend twintig kilometer op de Bosbaan, vervolgens in de auto om op de Willem-Alexanderbaan te racen. Dat ging niet goed, en daarvan hebben we geleerd. Dat doen we zo niet meer.”
Zorgvuldig selecteren
De dominantie van de regerend olympische kampioensboot – de mannendubbelvier – viel in Luzern op, als vanouds deelde de ploeg weer de lakens uit. Het recept? Hard vertrekken, en dan de snelheid constant heel hooghouden. “Dat ging heel goed inderdaad. Het heeft niet zo gek veel te maken met uitgerust aan de start liggen of zoiets, maar meer met de optimalisatie van de bemanning. We weten heel veel van de individuen. De een is wat minder explosief, maar kan heel goed een hoge baansnelheid aanhouden. De andere kan extreem hard starten en ook finishen. De roeiers hebben een profiel dat zo op elkaar aansluit dat het beoogde doel – een vlakke race varen – haalbaar is. Dat gaat goed. Iedereen is blij met het resultaat natuurlijk, maar we realiseren ons ook allemaal dat de Italianen en de Polen in Luzern niet meededen. Die zien we volgende week bij de WK.”
Dit jaar gingen een paar dingen anders dan vorig seizoen. “We hebben heel goed de tijd genomen om te kijken of we nieuwe mensen konden laten instromen. Daar hebben we weken over gedaan, waarbij iedereen op dezelfde manier werd belast. Dit deden we om zo goed mogelijk te kunnen vergelijken. Ik vind dat je als roeibond dat ook aan je stand verplicht bent. Een wielrenner kan nog bij een andere ploeg solliciteren als het gaat om deelname aan de Tour de France. Bij roeien is de WK waarom het draait. Daar kom je alleen via de roeibond. Dus moet je dat selectieproces ook heel zorgvuldig doen. Volgend jaar zal daar in de directe aanloop naar de Olympische Spelen minder tijd voor zijn.”
Bestaansrecht
Vorig jaar sloeg de equipe de Koninklijke Holland Beker over. “Dit jaar hebben we daar tijd voor ingeruimd. Het toproeien kan bestaan doordat er mensen naar kijken. Dus hebben we die gelegenheid in eigen land ook gegeven. En de roeiers en roeisters hadden er zelf ook veel plezier in om voor eigen publiek te roeien. Dat is net zo belangrijk. Bovendien was het heel goed om wat nieuwe formaties te laten oefenen. Zo had de kersverse vrouwendubbelvier een mooie testrace. En de Holland Beker zelf was natuurlijk een schitterende strijd. Voor onze nieuwe skiffeur Simon van Dorp vormde het natuurlijk ook een mooie opsteker. Hij eindigde tussen de Europees kampioenen.”
Hij ziet de Nederlandse equipe hard trainen, daarbij heeft hij letterlijk en figuurlijk de wetenschap dat de groep steeds beter in vorm raakt. “Het is toch een bijzonder gegeven. Ik weet nog goed dat we gezamenlijk een plan maakten waarbij ik de contouren had geschetst voor het huidige programma. Roeien is in de basis een duursport, zo wilde ik het ook gaan benaderen. Dus veel kilometers maken, dat het zwaar zou gaan worden was vooraf duidelijk. Abe Wiersma zei het toen heel mooi: “We gaan met rustig weer het water op, we zien wel wanneer het gaat stormen.”