In 1968 hadden we thuis net televisie en zo konden mijn vader en ik de Olympische Spelen op de buis volgen. We keken ook naar het roeien en zagen iets unieks: Jan Wienese won in de skiff. Wij vonden dat geweldig en het is mij altijd bijgebleven. Een paar jaar later ging ik in Leiden studeren en keek ook bij Njord. Die vereniging was pas open voor vrouwen en de daar actieve Vivian Voss zei: “jij moet gaan roeien. Jij zult het vast ver brengen.” Begin september 1971 begon ik er dus mee.
Damesroeien was nog niet olympisch al bleef ons land daar op duwen. Wij mochten als Nederlandse acht in 1972 naar de Europese Kampioenschappen in Brandenburg en Ingrid Dusseldorp werd daar skiffkampioen. In 1976 stond het vrouwenroeien eindelijk op het olympisch programma van de spelen van Montréal. Ik was inmiddels met zelf roeien gestopt, maar heb het toen op de televisie gevolgd. Het was de tijd van de overheersing door het Oostblok.
De eerste keer dat ik zelf de spelen bezocht, was in 1988 te Seoul. Ik kwam er als bondsbestuurslid, maar werd na een dag aan de jury toegevoegd omdat de Zuid-Koreanen roei-ervaring ontbeerden. Dat was hard werken, maar het waren ook de Olympische Spelen waar Nico Rienks en Ronald Florijn goud wonnen in de dubbeltwee. Dat was ongekend en heel mooi om in het echt te kunnen zien. De keren daarna was ik ook actief op het botenterrein en kon ik ook genieten van het Nederlandse roeien.
Vanaf 2008 volg ik de spelen enkel thuis op de tv. Het was in 2021 wat het kijken betreft echt nachtwerk en toen was er eenmaal goud en wel voor de mannendubbelvier. Nu was er dus een unieke situatie met viermaal goud. Ik heb van dat aantal alleen durven dromen, maar het werd werkelijkheid. En laten we nu kijken hoe we dat niveau kunnen vasthouden.