‘De olympisch medailleranking is vooral een afspiegeling van het geld dat een (rijk) land in topsport investeert’. Dat stelde satiricus Arjen Lubach gisteravond kortweg in zijn veel bekeken TV-show. Het zijn vooral de rijke landen die tegenwoordig excelleren bij de Olympische Spelen en tegelijkertijd mindere rijke landen verdringen. Hij vindt het ongepast dat Nederland zich daarvoor op de borst klopt, zoals de Koning dat op Prinsjesdag in zijn troonrede deed.
Als voorbeeld haalde Lubach ‘Nederland Hockeyland’ aan. Landen als Pakistan en India presteerden voorheen op internationaal topniveau, maar daaraan kwam een einde aan toen de (peperdure) kunstgrasvelden werden geïntroduceerd.
Onbekend
De roeiers Tone Wieten en Koen Metsemakers werden ook als voorbeeld aangehaald. Zij zijn beiden inmiddels tweevoudig olympisch kampioen, maar verklaarden eerder op straat nooit te worden herkend, zelfs niet door roeiers bij verenigingen. Volgens Lubach is dat een groot verschil met sporters waar wel massaal de aandacht naar uitgaat, bijvoorbeeld voetballers of een F1-corureur.
Ook stelde Lubach het volgende fenomeen aan de kaak: ‘topsportsucces leidt niet tot groei van de breedtesport’. Dit zou blijken uit diverse onderzoeken. Volgens de TV-cabaretier stapt iemand die eerst zou gaan hockeyen door de olympische roeisuccesen misschien bij een roeiclub binnen, maar er gaan per saldo niet meer kinderen sporten. Veel ouders kunnen de contributie van een sportvereniging niet betalen. Daar veranderen ‘een paar vrolijke kakkers die goud winnen in een roeiboot niets aan’, stelt Lubach geparafraseerd.
Het hele fragment is hier te zien.