Term ‘boeiverschil’ bestaat 100 jaar, ‘Allereerste eisch: kansen voor alle deelnemers zooveel mogelijk gelijk’

Kort

Uit het krantenarchief blijkt dat de term ‘boeiverschil’ in relatie tot roeien al zo’n 100 jaar bestaat. In 1927 werd het door De Telegraaf gebruikt bij een wedstrijd op de Amstel. “Snel zijn de Utrechtenaren, die wegens boeiverschil ongeveer een lengte voor kregen, er op uit hun voorsprong te vergroten”. Met andere woorden: men kende het fenomeen dat er verschil was in het traject dat de roeiploegen moesten afleggen, en hadden toen al een manier bedacht om het te compenseren.

In 1928 werd boeiverschil aangehaald bij de Olympische Spelen te Amsterdam. “Door de wind, die in het algemeen schuin tegen was, en veel sterker dan de voorgaande dagen, hadden de wedstrijden vandaag een heel ander karakter. Ieder zocht zijn heil zoveel mogelijk onder ,den hoogen wal’, zoals zeilers dat noemen.” De Bosbaan bestond toen nog niet, het roeiternooi werd toen op de Ringvaart nabij Sloten gehouden.

“Het is m.i. de allereerste eisch die men aan een wedstrijdbaan mag en moet stellen, te zorgen dat de kansen voor alle deelnemers zooveel mogelijk gelijk zijn”, liet Dr. Marres in 1937 in De Telegraaf noteren. Veertig jaar later werden de wereldkampioenschappen op de Bosbaan gehouden. Het Parool beschreef het in 1977 zo. ‘De eerste dag van het toernooi werd helaas ontsierd door het bij roeien zo gevreesde “boeiverschil”. De toenemende noordooster veroorzaakte niet alleen een luwte onder de hoge wal en tegengolven aan de overzijde, maar zette tevens de kringstroom van de Bosbaan op gang.”

Ook bij de WK van 2014 op de Bosbaan was het raak, of beter gezegd: mis. De wedstrijdleiding besloot op de laatste finaledag de best geplaatste ploegen ‘based on the latest weather situation’ op de beste banen te leggen. Zie hieronder.