BioRow analyseerde vorig jaar bij de WK de lichaamshoeken van toproeiers. De onderzoekers analyseerden beelden van 60 medaillewinnaars. Het meetpunt te Belgrado was bij de 1750 meter.
Gemiddeld kwamen de toproeiers met hun onderbenen tijdens de inzet bijna bij de verticaal, namelijk tot 91,6° (boven de 90° is nog in de richting van de boeg). Tijdens de inzet bleek de hoek tussen de onder- en bovenbenen of ‘kniecompressie’ (die afhangt van de hoek van de onderbenen) bij winnaars kleiner dan bij atleten die tweede werden, namelijk gemiddeld 45,5° ten opzichte van 49,3°.
Bij de inzet was de hoek van de rug gemiddeld 24,5° (met hier de verticale as als 0°). Vrouwen reikten gemiddeld verder dan mannen, met 27,4° tegenover 21,5°. De hoek van de rug was tijdens de uitzet gemiddeld 26,3°. Hoe groter en sneller de boot, hoe minder ver de roeiers doorvielen. Per stap in bootgrootte, van skiff naar dubbeltwee/tweezonder en van twee naar dubbelvier/vierzonder, was de rugzwaai zo’n 2° minder diep.
Meetafwijkingen
Uit de data kwamen best grote standaarddeviaties naar voren, bij de kniecompressie was dit wel 8,7°. Of deze grote spreidingen komen door de verschillende boottypes en genders stond niet in het artikel, maar is wel aannemelijk.
Hier is de analyse te vinden.