De jongens tegen de meiden, wie kent het niet? Op schoolpleinen worden nog altijd vele spellen gespeeld waarbij de meiden de sportieve strijd opnemen tegen de jongens. Bij een sport als roeien worden er twee genders erkend en roeit elk in een eigen klasse. Mannen roeien harder dan vrouwen, zoveel is duidelijk. Maar is het mogelijk om toch een soort onderlinge M/V-competitie op te stellen? Het antwoord is: ja. En is er meer te zeggen over de medaillespiegels van de vrouwen (drie keer goud) en de mannen (twee stuks, van goud en brons)? Jazeker!
Er is namelijk een systeem ontwikkeld om geleverde roeiprestaties met elkaar te vergelijken. En dan gaat het niet alleen om de fictieve strijd tussen de vrouwen cq. meiden en de mannen cq. jongens in hetzelfde nummer, maar ook bijvoorbeeld tussen pakweg vierzonders en dubbeltweeën. Dat kan via zogenoemde competitieve standaardtijden (CST). Excelvirtuoos Dédé de Haan houdt van roeien en wiskunde Zij vergeleek voor NLroei de WKprestaties van de NLboten in de A-finales.
Hoe komt men aan die competitieve standaardtijden?
Door heel veel tijden te verzamelen bij wereldbekerwedstrijden, WK’s en Olympische Spelen kan er per veld een gemiddelde standaardtijd worden berekend waarmee men normaal gesproken een gouden medaille kan winnen. Dat is dus per gender én boottype verschillend. In de tabel onder aan de pagina zie je bijvoorbeeld dat een vrouwendubbelvier met 6:06.00 moet kunnen winnen, bij de mannen in dezelfde boot is dat 5:32,00. En zo is er een aantal (meewind-)tijden uit de bus gerold.
Door de geroeide tijden om te rekenen naar een percentage van de CST ontstaat er een ranking. Cruciaal daarbij is dat ervan uitgegaan wordt dat prestaties onder precies dezelfde omstandigheden worden geleverd. De officiële CST van de Koninklijke Nederlandse Roeibond staan hier. De bondscoaches en bondsfysiologen maken er veelvuldig gebruik van.
En hoe berekent men dat percentage van de CST?
Dat gaat zo. Een voorbeeldje: de winnende Poolse mannendubbel liet 6:11,97 op de klok zetten, hun standaard-M2x-tijd is 6:00,00. Daarmee wordt het percentage berekend, 6 minuut 11,97 is 371,97 seconde, de CST van 6 minuten = 360 seconden. Als je dan de CST deelt door de geroeide tijd (360 : 371,97) krijg je een percentage, in dit geval 96,78 procent.
Is dit een betrouwbaar vergelijkingssysteem?
Niet helemaal, en onder omstandigheden helemaal niet. Want het is bijzonder afhankelijk van het weer. Ook al werden A-finales soms binnen een kwartier gestart, dat wil niet zeggen dat de wind in dat halfuurtje constant heeft gewaaid, qua snelheid noch wat de richting betreft.
Sterker nog, dat kan tijdens één wedstrijd ook per boei verschillen. Zo greep de zogeheten ‘eerlijkheidscommissie’ tijdens het toernooi in, en gelastte op enkele momenten volgens het waaiersysteem (best geplaatste boot op de beste boei etc.) de wedstrijden af te werken.
Maar jullie gebruiken de ranking niettemin toch, waarom?
Het lijkt erop dat de windomstandigheden per wedstrijdblok tamelijk constant waren. Daar gaat het nieuwe plaatsingssysteem van World Rowing overigens ook vanuit. Want daarmee gaan immers via voorwedstrijden een aantal best geplaatsten door naar de volgende ronde. Van de rest uit verschillende heats gaan de tijdsnelsten door. Dat is dus een timetrial-vorm. Je kunt daarom de tijden uit een finaleblok ook wel met elkaar vergelijken. Die vergelijking is met races die op een andere dag zijn gevaren een stuk lastiger.
Okay, lang verhaal, maar we snappen het. Maar wat zijn de conclusies?
Om op finaledag 1 te beginnen: de vrouwendubbelvier had aan 6:32,92 genoeg om te winnen. Daarmee zat deze ploeg op 93,15 procent. De Italiaanse mannendubbelvier startte een kwartiertje later, zij scoorden 95,38 procent. Dat is dus ruim 2 procentpunten beter.
Een dag later gingen Benthe Boonstra en Roos de Jong met een percentage van 97,23 procent als eersten over de finish, de Poolse mannen wonnen met 96,78 procent. De Nederlandse vrouwen presteerden dus 0,45 procentpunt beter.
Ook interessant: de mannenvierzonder zou met hun 96,59 procent de vrouwenvier hebben gewonnen. En de Holland Acht scoorde 1,45 procentpunt beter dan de vrouwen-acht.
Zit jij niet gewoon het vrouwenroeien te bashen cq. naar beneden te halen?
Heb zelf 30 jaar gecoacht, in 96,67 procent van de seizoenen ging het om vrouwen. Daaruit zal mijn persoonlijke voorkeur blijken, maar de vergelijking is objectief.
Ik kijk ook niet door een oranje bril naar de WK. Heb zelf enorm genoten van de strijd in de vrouwenskiff. De Ierse en de Britse deden bijna niets voor elkaar onder: 0,01 procentpunt. Zij roeiden ook harder dan de CST. Die staat bij de vrouwenskiff namelijk op 7:13,00 terwijl het wereldrecord 7:07,13 is, die tijd heb ik door de Bulgaarse Neykova bij de WK van 2002 gevestigd zien worden. Dat gebeurde onder uitzonderlijke weersomstandigheden, ik heb mij laten vertellen dat de vrouwenskiff-CST daarom ‘langzamer’ is.
En kijk trouwens ook naar de ‘prestatiedichtheid’ in het mannenskiffveld. Binnen iets meer dan één procentpunt finishten vier boten, helaas viel Simon van Dorp net buiten de medailles. Van alle Nederlanders scoorde hij echter het hoogste percentage, maar staat met lege handen. Het vak van skiffeur kan bikkelhard zijn, dat dwingt enorm veel respect af.
Maar wie hebben nou het beste gepresteerd, de jongens of de meisjes?
Drie NLvrouwenploegen wonnen goud, zij hoefden om te winnen niet harder te gaan. Maar ook kan met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden gesteld dat veel NLmannen in de olympische boten relatief harder roeiden. Je zou kunnen stellen dat na een weging van het aantal medailles én de percentages de stand gelijk is.
Maar de ploeg van Nederland die erbovenuit steekt is de gouden vrouwendubbel, hoewel dat niet helemaal uit het percentage blijkt. Het volgende is dan ook subjectief: ik vind Benthe Boonstra en Roos de Jong samen technisch bijzonder fraai roeien. Waarvan akte.
Zie hieronder de NLroei-indexeringstabel van de WK 2025, met bijzonder veel dank aan Dédé de Haan!