Er wordt vaak gedaan alsof het selecteren van een ploeg een soort raketkunde is: slechts weggelegd voor een door God (of NOCNSF) aangeraakte ziener. Dat is toch een vorm van opgeklopte interessantdoenerij. Want bestuurder Krans van de (toenmalige) Limburgse roeibond heeft het in heldere bewoordingen al eens uitgelegd. Zijn taalgebruik is wat gedateerd. Dat is te begrijpen want hij schreef zijn klip en klare uitleg bijna 90 jaar geleden. “Zoals bij elke sportbeoefening, ja zelfs in het heele leven, speelt een aangeboren vaardigheid een groote rol”, zei Krans in de Limburgse Koerier van 1 juli 1933.
Hij legt ook uit hoe een vier samen te stellen. “De coach moet zijn ploeg zorgvuldig kiezen. Hij moet zijn twee binnenroeiers no. 2 en 3 uitzoeken met als hoofdfactor kracht. Want dit moet de zware motor in zijn boot zijn, dat zijn de gangmakers. Dan komt zijn moeilijkste keuze, de slagroeier, dat moet een nijdas zijn, met fellen nijdigen slag, die wanneer op een wedstrijd zijn concurrent spurt, moet weten of hij die spurt moet beantwoorden om voor te blijven of kalm dat spurtje zijn gang moet laten gaan”, slaat Krans de spijker op de bekende kop.
Waar hij de slagroeier de geest van de ploeg noemt, waarvan de psyche en zijn overwicht het verschil tussen winnen en verliezen kan bepalen, ziet hij een andere eigenschappen voor de nummer 1. “De boegroeier moet een soepel roeier zijn die meehelpt de rechte baan van de boot aan te houden”, aldus Krans.
Het complete artikel is voor (beginnende hoofd)coaches, roeiers en andere lezers hieronder te vinden.