Ruben Knab won gisteren met zijn vierzonder de voorwedstrijd bij de WK in Servië. Hij is bezig aan zijn achtste wereldkampioenschap. De 35-jarige routinier maakte gedurende de periode sinds 2011 vier verschillende hoofdcoaches en technisch directeuren mee. NLroei sprak met hem over deze lange periode, zijn nog steeds aanwezige ambitie en zijn rol in de atletencommissie.
Maak NLroei hier mede mogelijk en win dit schilderij!
We treffen Knab vlak na een intensieve sparsessie in aanloop naar de WK. Hij is gematigd tevreden. “Vorige week hadden we een soortgelijke training, toen ging het beter. Sommigen beginnen het zware schema te voelen, waardoor de macht ontbrak. Maar ik heb alle vertrouwen dat het straks in Belgrado helemaal in orde is.” De roeier van Nereus staat ondanks zijn wat hogere leeftijd versteld van zijn fysieke vorm. “Het is gek, maar mijn fysiologische waarden zijn beter dan ooit. Of beter gezegd: het is veel constanter geworden.”
Hij is overtuigd dat dit komt door de veranderde trainingsaanpak bij het nationale team. “Onlangs bij de wereldbekerwedstrijd Luzern voelde ik mij op de finaledag het best. Dat is natuurlijk de bedoeling, maar het is mooi om te zien dat dat in de praktijk ook echt werkt. Zo makkelijk is dat niet. Ik ben er heel blij mee. Tegelijkertijd kan je je afvragen of de eerdere aanpak van lagere kwaliteit was?”
Eenzaam
Het is een van de belangrijkste redenen dat Knab nog steeds roeit. “Ik vind roeien heel leuk. Mijn eigen ontwikkeling is daarbij leidend, zolang ik het idee heb dat ik beter word hou ik dat plezier. Na Tokyo zouden er grote veranderingen plaatsvinden in de structuur. Hoewel ik niet wist of dat voor mij goed of slecht zou uitpakken, wilde ik dat een kans geven. Als alles hetzelfde was gebleven, was ik absoluut gestopt. In de jaren ervoor heb ik vaak het gevoel gehad er in mijn eentje voor te staan. Vanuit het team heb ik vaak een beperking op mijn training ervaren, in plaats van dat het een omgeving was die mij uitdaagde het uiterste uit mezelf te halen.”
De tweevoudig olympiër geeft graag een voorbeeld van wat er nu veranderd is. “We hebben in het team uitgebreide gesprekken gevoerd over omgangsnormen en daardoor zijn die nu veel beter. Roeier en coach, maar ook roeiers en stafleden onderling, gaan nu in de basis respectvol met elkaar om. Centraal daarbij staat dat het de atleet is die de prestatie levert. Een coach moet faciliterend zijn. Een situatie waarin de begeleider liever wilt dat de atleet prestaties levert dan de atleet zelf is een voedingsbodem voor ongewenst gedrag. Of het nou de iets te fanatieke voetbalvader langs de kant is of de technisch directeur van de Spaanse voetbalbond die zich niet kan beheersen. Dat fundamentele idee moet kloppen.”
Hoofdcoaches
Hij vervolgt: “In eerdere jaren klopte dat niet. Ik had vaak het idee dat coaches werden aangesteld op onduidelijke gronden en zonder uit te zoeken waarom diegene de beste persoon voor die taak zou zijn. In de twaalf jaar dat ik bij de bond roei, heb ik vier verschillende hoofdcoaches gehad. Gemiddeld is dat per coach één olympische cyclus. Eigenlijk is dat heel weinig tijd om iets op te bouwen. Staat dan de prestatie van de atleet centraal?”
Het helpt volgens hem dat er meerdere fysiologen uit andere sporten zijn gekomen die een grote rol spelen. Ook zijn jonge coaches toegevoegd aan het coachkader. “Dat maakt het minder hiërarchisch. Ik weet dat in de ontwikkeling van coaches wordt geïnvesteerd, maar ik kan niet goed beoordelen op welke manier dat gebeurt. Wat ik zie is één team waarin gebruikt gemaakt wordt van ieders kwaliteiten. Zo is Diederik Simon onze coach bij de boordroeiers, maar hij wil ook dat de dubbelvier het goed doet. Freek Robbers en Francesco Fossi begeleiden verschillende groepen, maar kunnen het duidelijk goed vinden en kijken samen naar filmpjes van elkaars ploegen.”
Cultuurverandering
Dat er na de vorige spelen mede door de toenmalige Atletencommissie een zaak werd gemaakt omtrent de veilige werkomgeving zorgde ervoor dat Knab ook zijn steentje wil bijdragen. “Het in gang zetten van het proces naar een cultuurverandering waarin meer naar atleten geluisterd wordt, is op het conto van de vorige commissie te schrijven. Ik probeer daar nu op door te gaan. Ik doe dat niet per sé omdat ik het leuk vind. Het voelt als een verantwoordelijkheid die ik als ervaren kracht kan nemen. Omdat ik langer meeloop en daardoor meer vertrouwen heb in mijn kunnen, durf ik misschien ook sneller ergens iets van te zeggen.”
Hij is niet bang vanwege zijn taak en eventuele kritiek nadelige gevolgen te ondervinden bij selecties. “Ik heb het gevoel dat mijn rol wordt geaccepteerd. Natuurlijk heeft het coachteam het laatste woord bij selecties, maar ik heb er vertrouwen in dat prestaties doorslaggevend zijn. In plaats van het gevoel dat het belangrijk is of een coach je mag of niet. Dat geeft rust.”
Strategie
Knab werd afgelopen maanden op dit punt getest. Hij maakte deel uit van de Holland Acht die bij de Europese kampioenschappen met een derde plek nipt achter het ongenaakbaar geachte Groot-Brittannië eindigde. Toch moest hij zijn plek afstaan en werd hij in de vierzonder geplaatst. “We zaten een halve seconde van de Britten. Daar had ik meer van willen zien. Het is een strategische beslissing van de coaches om andere opstellingen te testen voor volgend jaar. Het was geen makkelijke periode voor mij en het duurde even voordat ik de beslissing snapte. Ik heb daar extra navraag voor gedaan, maar ik heb hier met de staf op een open manier over kunnen praten.”
Het scheelde dat het alternatief – een eveneens kwalitatief goede vierzonder – geen verkeerde optie is. “We hebben de luxe van een grote groep roeiers die op individueel niveau weinig voor elkaar onder doet. In welke boot je zit, maakt dan niet veel uit. Het moet klikken. Ik ben er absoluut niet minder gemotiveerd voor. We moeten nu uitvinden hoe hard elke ploeg gaat. Mocht er in de acht meer kans op winst zijn dan is het logisch dat ik daar in wil zitten. Maar voor nu zie ik geen reden om met deze vier niet hard te gaan.”
Arbeidsverhoudingen
Uiteraard ziet de routinier ook nog verbeterpunten voor de organisatie, al liggen die deels bij sportkoepel NOCNSF. “Zo denk ik dat er nog een te groot verschil zit tussen de arbeidsvoorwaarden van de leiding tegenover die van de atleten. Als roeier heb je een uitkering zonder bescherming, arbeidsongeschiktheidsverzekering of pensioenopbouw. Voor coaches is dit veel beter geregeld. Ik denk dat die verhouding scheef is. Als roeier laat je sneller dingen gebeuren als je weet dat de kans bestaat dat je zomaar je ‘baan’ kwijt bent.”
Ook denkt hij dat de roeiers nog beter kunnen worden betrokken in het proces. “Iedereen snapt dat het coachteam keuzes maakt, maar de input van atleten kan heel waardevol zijn voor die keuzes. Hier ligt volgens mij een uitdaging voor de bond. Wat het lastig maakt om dit goed uit te werken en in praktijk te brengen, is dat roeiers hun prestaties voorop stellen. Nu is iedereen bezig met de WK en komende winter gaan we selecteren voor de Olympische Spelen. Dan moet je snel handelen in de korte tijd die je hebt.”