Vanaf het ontstaan van de roeisport in Nederland was het voor joden nauwelijks mogelijk lid te worden van een roeivereniging. Dat leidde in 1907 te Amsterdam tot de oprichting van Poseidon. Ab Stokvis, auteur van ‘100 jaar Poseidon’ spreekt echter tegen dat zijn club een joodse roeivereniging was. [su_quote]Steun NLroei. Juist nu. Doe mee met de crowdfunding, klik hier. Bedankt![/su_quote]
“De oprichters zijn expliciet een algemene roeivereniging begonnen. Iedereen kon er dus lid van worden. Juist omdat men een heel ander beleid wilde dan bij de andere verenigingen. Bij Poseidon was dus ook geen ballotage. In de statuten stond dat niemand op grond van ras, godsdienst of geslacht geweigerd mocht worden”, aldus Stokvis.
Verzuiling
Hij heeft een verklaring waarom Poseidon toch te boek staat als een joodse roeivereniging: “Eigenlijk was het zo dat joden voor de tweede wereldoorlog bij geen enkele andere burgervereniging konden roeien. Ze konden wel bij Poseidon terecht. Het is toen dus door de omstandigheden een joodse club geworden. En dat bleef zo tot in de jaren ’60. Daarna verdween de ‘verzuiling’ geleidelijk. Bij Poseidon en bij andere verenigingen.”
Razzia
De clubgeschiedenis kent een inktzwarte periode. Tijdens de tweede wereldoorlog wisten de Duitsers van de clubsamenstelling. Op 11 juni 1941 werd er bij de vereniging een inval gedaan, twaalf leden werden afgevoerd. De razzia was een vergelding voor de bomaanslag op een Duitse officierswoning. Deze Poseidonleden werden met 300 andere mannen naar Mauthausen gebracht waar zij werden vermoord. Uiteindelijk keerde tachtig procent van de circa 300 leden na de oorlog niet terug. Een deel was tijdig gevlucht naar bijvoorbeeld de Verenigde Staten, de meesten zijn door de Duitsers gedood.
Verzet
Een van hen was Tobias Biallosterski, hij was voor de oorlog een verdienstelijke roeier. Meteen na het begin van de oorlog sloot hij zich aan bij het verzet. Hij hielp andere joden onderduiken en was betrokken bij de distributie van verzetskrant Het Parool. In 1943 hij naar Engeland en werd opgeleid tot geheim agent van de Nederlandse regering in ballingschap.
Dood
Biallosterski werd boven Noord-Holland geparachuteerd om verbindingen te leggen tussen de regering in Londen en het verzet. Hij ging via (bezet) Frankrijk en Spanje weer terug naar Engeland. In september 1944 werd hij weer naar Nederland gebracht, ditmaal om wapendroppings voor te bereiden. In februari 1945 werd hij gearresteerd. Tijdens een ontsnappingspoging werd hij neergeschoten. Voor hem kwam de bevrijding te laat. Hij overleed op 26 februari 1945 in het hospitaal van de gevangenis in Scheveningen, het beruchte ‘Oranje Hotel’.